Laudatio
Uitgesproken door Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins van Oranje
Dames en heren,
Is een vreedzame gemeenschap van staten haalbaar? Mogen we dromen van Utopia?
Velen zullen het erover eens zijn dat we moeten blijven streven naar een minder gewelddadige wereld, maar slechts weinigen geloven dat dit ideaal nog tijdens ons leven verwezenlijkt kan worden. Het concept van een vreedzame samenleving van naties werd al in 1795 geïntroduceerd, toen Immanuel Kant in zijn Naar de eeuwige vrede: een filosofisch ontwerp het idee schetste van een bond van volkeren die conflicten zou beteugelen en vrede tussen staten zou bevorderen. Kant pleitte voor het totstandbrengen van een vreedzame wereldgemeenschap in de hoop dat elke staat zijn burgers zou respecteren en buitenlandse bezoekers als gelijkwaardige rationele wezens zou verwelkomen. Een unie van vrije staten zou wereldwijd een vreedzame samenleving bevorderen, onder toezicht van de internationale gemeenschap.
De ontwikkeling van het internationale recht leidde in 1919 tot de oprichting van de Volkenbond krachtens het Verdrag van Versailles. De Volkenbond was met name in het leven geroepen om nieuwe wereldoorlogen te voorkomen, maar bleek uiteindelijk niet bij machte de agressie van de As-mogendheden in de jaren dertig te voorkomen. Na afloop van de Tweede Wereldoorlog werd de Volkenbond opgevolgd door de Verenigde Naties, die veel van zijn instellingen erfde, en werd de droom nieuw leven ingeblazen. In de preambule bij het VN-Handvest geven de “volken van de Verenigde Naties” blijk van hun vastbeslotenheid hun krachten te bundelen “ter handhaving van de internationale vrede en veiligheid” en “door het aanvaarden van beginselen en het invoeren van methodes te verzekeren, dat wapengeweld niet zal worden gebruikt behalve in het algemeen belang”.
De internationale rechtsorde werd in toenemende mate vormgegeven met als uitgangspunt de notie dat plegers van gruwelijke misdrijven niet ongestraft mogen blijven en dat er geen vrede kan zijn zonder gerechtigheid. De tribunalen van Tokio en Neurenberg na de Tweede Wereldoorlog waren met recht mijlpalen in de ontwikkeling van het internationale recht en richtten zich op de individuele strafrechtelijke aansprakelijkheid, in plaats van op de aansprakelijkheid van de staat. Zowel het tribunaal van Neurenberg als dat van Tokio ontwikkelden het concept van internationale strafrechtelijke aansprakelijkheid voor misdrijven op grond van het internationale recht, zoals oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid, en pasten het toe. Het concept van individuele strafrechtelijke aansprakelijkheid werd verder uitgewerkt in internationale verdragen zoals de Verdragen van Genève, het Genocideverdrag en het Verdrag van de Verenigde Naties tegen foltering.
Na Neurenberg en Tokio duurde het echter ruim 40 jaar, tot na het einde van de Koude Oorlog, voordat de internationale vervolging van de ernstigste internationale misdrijven een vervolg kreeg. Vanaf de jaren 90 werden er diverse internationale, of deels internationale, gerechtshoven en tribunalen opgericht door of met steun van de Verenigde Naties, zoals het Joegoslavië- en het Rwanda-tribunaal en de tribunalen voor Sierra Leone, Libanon en Cambodja. Deze tribunalen werden ingesteld voor het berechten van internationale misdrijven in verband met specifieke situaties. Het Internationaal Strafhof, dat werd opgericht bij de ondertekening van het Statuut van Rome in 1998 en in juli 2002 in Den Haag zijn deuren opende, is daarentegen ’s werelds eerste permanente gerechtshof voor strafzaken. Het heeft in beginsel universele rechtsmacht voor de berechting van de ernstigste misdrijven die de gehele internationale gemeenschap met zorg vervullen.
Dat internationale tribunalen van groot belang zijn, is evident gezien de internationale misdrijven die overal ter wereld telkens weer worden begaan. De dagelijkse realiteit bij de internationale gerechtshoven en tribunalen kan echter soms een behoorlijke uitdaging zijn. Zo zijn ze bijvoorbeeld voor de uitvoering van hun mandaat afhankelijk van de medewerking van staten.
Aangezien vrede en gerechtigheid samen gaan, moet de internationale gemeenschap haar inspanningen vergroten en zich nadrukkelijk committeren aan internationale rechtspraak als aanvulling op nationale rechtspraak. De internationale strafhoven en tribunalen zouden doeltreffend moeten kunnen functioneren als onafhankelijke gerechtshoven en rechtspreken in het belang van de vrede.
Dames en heren, de Erasmusprijs 2009 heeft als thema “Internationale vervolging en berechting van oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid”. De prijs wordt uitgereikt op het moment waarop het Joegoslavië-tribunaal en het Rwanda-tribunaal hun werkzaamheden gaan afronden, het moment waarop verscheidene andere gerechtshoven en tribunalen internationale strafzaken behandelen en de wereldgemeenschap meer dan ooit de noodzaak voelt samen te werken om mondiale problemen op te lossen. In deze context achtten wij de tijd rijp om de aandacht te vestigen op de rechtsstaat en het belang van internationale juridische structuren.
De Erasmusprijs wordt toegekend aan twee eminente juristen, Antonio Cassese en Benjamin Ferencz. De Stichting Praemium Erasmianum beschouwt de twee laureaten van dit jaar als sleutelfiguren in de ontwikkeling van het systeem van universeel strafrecht. Beiden hebben hieraan een grote bijdrage geleverd.
De oorlogservaringen van de heer Ferencz zijn bepalend geweest voor zijn verdere leven en de moeilijke doelen die hij zichzelf heeft gesteld. Hij was hoofdaanklager bij het Einsatzgruppen-proces in Neurenberg en bracht tweeëntwintig nazi’s die oorlogsmisdrijven hadden begaan voor de rechter. Daarna gaf hij leiding aan programma’s voor de teruggave van eigendommen en rechtsherstel en hielp slachtoffers van het naziregime bij het claimen van schadevergoeding voor hun lijden en verliezen. Hij was als juridisch raadsman betrokken bij onderhandelingen over herstelbetalingen tussen West-Duitsland en Israël en joodse organisaties. Vandaag de dag zijn zijn inspanningen voornamelijk gericht op het voorkomen van oorlog. Hij beschouwt oorlog als het grootste aller kwaden en blijft er tegen strijden. Een van zijn campagnes is erop gericht agressie als misdrijf aan te merken in de zin van het statuut van het Internationaal Strafhof. De heer Ferencz strijdt zijn hele leven al om een einde te maken aan de straffeloosheid van de architecten en plegers van grootschalige gruweldaden en hamert op het belang van individuele aansprakelijkheid. Zijn lange carrière, die begon in Neurenberg, wijdt hij nu aan de ontwikkeling van een wereldwijd functionerend systeem van internationaal strafrecht. De oprichting van nieuwe instellingen, waaronder het Internationaal Strafhof, is dan ook in niet geringe mate aan zijn inspanningen te danken.
Antonio Cassese heeft een sleutelrol gespeeld bij de ontwikkeling van belangrijke rechtsbegrippen en heeft bijgedragen aan de oprichting van de opvolgers van de tribunalen van Neurenberg en Tokio in het belang van de internationale rechtspraak. Hij was een drijvende kracht achter de oprichting van het Internationaal Joegoslavië Tribunaal en heeft in zijn hoedanigheid van eerste President een doorslaggevende rol gespeeld bij het vestigen van het gezag van dit tribunaal.
Gedurende zijn loopbaan heeft Antonio Cassese vele rollen vervuld: hij was rechter, leidde de VN-onderzoekscommissie inzake Darfur, heeft gewerkt als wetenschapper, leraar, editor en commentator en heeft bovendien talrijke boeken en artikelen op zijn naam staan. Hij beschikt over het zeldzame talent zich alle aspecten van het internationale recht werkelijk eigen te maken. Hij weet helderheid en oog voor detail te combineren en kijkt daarbij met name naar de praktische toepassing van het recht. Hij staat inmiddels bekend als een echte doorzetter, iemand die zijn collega’s motiveert en een hele generatie studenten heeft geïnspireerd. Hij trad op als het geweten van het Internationaal Strafhof door zich uit te spreken over de nieuwe en complexe kwesties die eraan zijn voorgelegd. Dhr. Cassese is nu wederom in Den Haag werkzaam, als President van het Speciaal Tribunaal voor Libanon.
Mijne heren, de ontwikkeling van het internationale strafrecht is grotendeels het resultaat van uw werk. Met niet-aflatende ijver heeft u de belangstelling voor universele rechtspraak levend gehouden en gestreden voor de oprichting en erkenning van internationale tribunalen. De toekenning van de Erasmusprijs is een eerbetoon aan uw werk en wij willen hiermee blijk geven van onze grote waardering voor uw standvastigheid in de strijd voor universele rechtspraak.
Ik wil mijn toespraak eindigen met een treffend citaat uit het slotpleidooi van Benjamin Ferencz in Neurenberg tijdens het proces waar hij hoofdaanklager was. Antonio Cassese, destijds President van het Internationaal Joegoslavië Tribunaal, heeft deze woorden herhaald toen hij in 1997 verslag uitbracht aan de Verenigde Naties. Het waren krachtige woorden, die betrekking hadden op mensen die gruweldaden hadden begaan. Aanklager Ferencz zei het volgende tot het Tribunaal: “Zij speelden met levens en hanteerden de dood als werktuig. Als deze mensen niet ter verantwoording kunnen worden geroepen dan verliest het recht zijn betekenis en moet de mens leven in vrees”.
Mijne heren, wij hopen dat de kracht van uw woorden en argumenten een bron van inspiratie blijven voor allen die grootschalige gruwelijkheden bestraft willen zien en wensen dat de heerschappij van het geweld wordt vervangen door de heerschappij van het recht.
Mag ik u uitnodigen, meneer Cassese en meneer Ferencz, naar voren te komen zodat ik u kan bekronen met de versierselen van de prijs.