Dankwoord
Majesteit, Koninklijke Hoogheden, leden van het bestuur van de Stichting Praemium Erasmianum, vrienden, collega’s en mede-studenten,
Uit naam van het gebied wetenschapsgeschiedenis in relatie tot cultuur en maatschappij ben ik buitengewoon erkentelijk voor de toekenning van de Erasmusprijs dit jaar.
Het was een genoegen zojuist te luisteren naar een uitvoering van J.S. Bach’s Wohltemperierte Klavier, dat een instrument weergeeft dat in alle toonaarden zuiver kan spelen. Gestemdheid is inderdaad voor veel instrumenten de sleutel tot goed functioneren geweest en Desiderius Erasmus was misschien wel een van de meest eminente vertegenwoordigers van het afgewogen oordeel van gestemdheid in het openbare leven. Voorgaande laureaten hebben daarom vaak op een aardige manier verwezen naar het werk en de betekenis van Erasmus zelf. Ergens tussen Rome en Chelsea stelde hij vijf eeuwen geleden de verbazingwekkende verzameling vertogen samen in de persoon van de Zotheid zelve. Dit lijkt een toepasselijk voorbeeld voor onze eigen vertogen hier. Maar soms leek de Erasmiaanse matigheid te ontbreken. In zijn Lof der Zotheid steekt hij met enige kracht de draak met de situatie van de wetenschappen. De wetenschap was een plaag voor de mensheid. Het was beter om in een staat van natuurlijke onwetende onschuld te leven dan om op goddeloze wijze te trachten de geheimen van de natuur te doorgronden. Kijk naar de armoede van wetenschappers, die op knollen kauwen en luizen en vliegen van zich afslaan. En de enige wetenschappen die maar enigszins serieus genomen worden zijn, zo schertst hij, diegene die het meest lijken op de dwaasheid van het gezond verstand: geneeskunde en rechten.
Dit allemaal zou wat veraf kunnen lijken te staan van de bewonderenswaardige terminologie van de gronden van verlening van de Erasmusprijs van dit jaar: de wetenschappen belichamen het meest de verlichte idealen van vooruitgang en rationaliteit, waardoor zij een drager worden van de Europese socio-culturele identiteit. De plaats van de instrumenten van gestemdheid kan ons nu minder duidelijk voorkomen. Wij moeten nu dus duidelijk maken hoe de wetenschappen werken en wat zij betekenen.
Er is misschien iets karakteristiek erasmiaans in de houding van ons vakgebied. Wij zijn het erover eens dat er veel te leren valt van de manier waarop de samenleving zijn wetenschappers en experts behandelt evenals zijn armen en zieken. Wij zijn het erover eens dat wat als heilig beschouwd wordt te vaak omgeven is door een verbod op wereldse en heiligschennende nieuwsgierigheid. En wij zijn het er zeker over eens dat er sterke verbanden zijn tussen onze meest betrouwbare vormen van kennis en de praktijk van het alledaagse gezond verstand. Wij hebben geprobeerd aan te tonen dat wetenschappelijke kennis wordt verworven op een gewone en alledaagse manier. Het is niet afhankelijk van speciaal geïnspireerde of buitengewoon rationele methodes. Het vertrouwt op de taaie gevechten van overtuiging en geloofwaardigheid. Het doel was het complete ingenieuze systeem te doorgronden dat maakt wat mensen weten, en te begrijpen hoe dat systeem wordt georganiseerd en op de proef gesteld.
Een van de vele genoegens van de toekenning van de Erasmusprijs dit jaar is het sterke signaal dat gegeven wordt, nl. dat het vak van sociale geschiedenis van de wetenschap van aanzienlijk belang is voor de publieke kennis en het huidige debat. Er is een enorme behoefte aan meer betrouwbare kennis en in het bijzonder inzicht in de processen hoe deze kennis wordt geproduceerd. Deze behoefte wordt te vaak afgedaan met tweederangs vereenvoudigingen onder druk van gevestigde belangen of de dictaten van de informatiemarkt.
Ons vakgebied biedt onmisbare bronnen die kunnen leren van en bijdragen aan de uitdagende ondernemingen van musea, tentoonstellingen, electronische media en een volwassen publiek debat. Onze belangstelling voor ingenieuze hardware, voor training en werving, voor publiciteit en prestatie, voor toewijding en controverse komt voort uit de in het oog springende rol van al deze kenmerken in het bestaan der wetenschappen. Het gebied is volledig afhankelijk van het werk van vele collega’s en studenten, bondgenoten en informanten. Het principe dat kennis wordt gemaakt door samenwerking zou geïllustreerd moeten worden door de manier waarop wij proberen ons eigen werk uit te voeren.
Het inzicht, bijvoorbeeld, hoe vertrouwen in kennis wordt en werd verspreid in onze samenleving is nu juist het zich bezighouden met enkele van de meest diepgaande hedendaagse vragen van politiek en ethiek. Kijk naar de verbijsterende ongelijkheid in de toegang tot kennis en sociale middelen die de wereldeconomie beheerst; denk aan de agressieve beweringen van zogenaamd vanzelfsprekende principes als zijnde de enige basis waarop iedere goede samenleving georganiseerd kan zijn. Omdat de wetenschappen helpen vastleggen wat menselijk en wat natuurlijk is, zijn zij volledig betrokken bij deze conflicten – daarom is het zo belangrijk het gesprek gaande te houden over hoe betrouwbare kennis werkt en wie kan deelnemen aan het proces van maken.
Mijn eminente voorganger uit Cambridge, wijlen Sir Grahame Clark, merkte in zijn welsprekende dankwoord ter gelegenheid van de Erasmusprijs in 1990, die hij kreeg voor archeologie, op dat zijn eigen werk aantoonde hoe culturele waarden meer de menselijke ontwikkeling stuurden dan wat hij louter biologische vereisten noemde. Hij benadrukte dat menselijk zijn, zich bezighouden met culturele keuzes betekent. Dit lijkt mij ook een van de principiële, optimistische gevolgen van ons werk. Tegenover een breed scala van fundamentalismen die bij voorbaat onze natuur zouden vastleggen, moeten wij staan op de vrijheid om te kiezen hoe wij willen leven en hoe wij onze wereld kennen.
Ik kan dit dankwoord voor de toekenning van de Erasmusprijs van dit jaar niet afsluiten zonder een verwijzing naar mijn mede-winnaar. Steven Shapin is gedurende een kwart eeuw mijn gids en collega geweest, een voordurende bron van vernuft, scherpzinnigheid, eruditie en puur gezond verstand. Zijn vermogen om te communiceren in heldere, geestige en diepzinnige taal is een inspiratie voor mij geweest en voor de vele collega’s hier aanwezig. Hij heeft mij geleerd om samen te werken en om beter na te denken over wat wij anders als vanzelfsprekend zouden hebben aangenomen. Deze principes van duidelijke taal, gezamelijke actie en kritisch onderzoek lijken mij inderdaad enkele van de meest belangrijke waarden van het gehele terrein dat vandaag geëerd wordt.