Sir Ernst Gombrich
Laureaat Erasmusprijs 1975
Thema: Kunstgeschiedenis
In 1975 ontvingen Ernst Gombrich en Willem Sandberg gezamenlijk de Erasmusprijs.
Ernst Gombrich (1909-2001) werd geboren in Wenen waar hij kunstgeschiedenis studeerde en promoveerde op het Palazzo del Te van Giulio Romano. In 1936 zag hij zich gedwongen naar Londen te emigreren. Hij werd er onderzoeksassistent aan het Warburg Institute. In 1959 werd hij hoogleraar in The History of the Classical Tradition en directeur van het Warburg Institute.
Al jong had Ernst Gombrich belangstelling voor de kernvragen van de kunstgeschiedenis en de kunstkritiek, en hij bezat de gave om de moeilijkste problemen in eenvoudige, heldere stijl uiteen te zetten. Onder zijn lezers bevinden zich daarom zowel specialisten als leken. Gombrich hield zich in het bijzonder bezig met de kunst van de renaissance; belangrijk zijn zijn onderzoekingen op het terrein van de iconologie en zijn baanbrekende publicaties over perceptie en waardering van kunst. Gombrich brengt de experimentele psychologie, de sociologie en de kunstgeschiedenis op een zodanig briljante en nuchtere wijze met elkaar in verband dat fundamentele problemen – ontdaan van iedere mystiek – in een nieuw licht worden gesteld en het scheppingsproces van de kunstenaar ons duidelijker wordt. Gombrich stelde dat de belangrijkste factoren van verandering in stijl het resultaat zijn van rationele activiteiten in plaats van de geheimzinnige, veranderende tijdgeest, een begrip waar hij fel tegenstander van was.
Tot zijn bekendste publicaties behoren The Story of Art (1950), Art and Illusion, a Study in the Psychology of Pictorial Representation (1963), Norm and Form (1966), Studies in the Art of the Renaissance (1966-76), Aby Warburg: an Intellectual Biography (1970), The Sense of Order: A Study in the Psychology of Decorative Art (1979) en Meditations on a Hobby Horse (1985). Zijn boek The Preference for the Primitive (2002) verscheen na zijn dood in 2001.
Ernst Gombrich heeft zijn deel van de prijs ter beschikking gesteld aan het Warburg Institute van de universiteit van Londen. Het geld werd gebruikt om jonge onderzoekers van verschillende nationaliteiten te helpen bij het publiceren van hun onderzoek op het terrein van kunst- en cultuurgeschiedenis.