Dankwoord

Het is voor mij een grote eer om hier te staan, gelauwerd met de Erasmusprijs. Ik ben ervan overtuigd dat dit grote eerbetoon eigenlijk een uiting van respect is voor de dissidenten beweging, waarvan ik de eer had deel uit te maken. Onder mijn voorgangers vind ik namen als Leszek Kolakowski, mijn leermeester en Václav Havel, nu president van de republiek Tsjechië, waarmee ik al 25 jaar bevriend ben – toentertijd echter een crimineel en een gevangene, zoals wij allemaal. Ik denk dat ik hier nog de naam van een grote Rus aan toe moet voegen, die van Andrei Sacharov. Hij was indertijd de eerste onder de rechtvaardigen en de eerste die de communistische dictatuur getart heeft.

Wat was nu eigenlijk het wezenlijke in de houding van de dissidenten? Ik denk dat het de moed was ten opzichte van de dictatuur, en de verzoening na de overwinning. Ik denk ook dat ik dit grote eerbetoon te danken heb aan mijn vrienden uit de dissidenten beweging, zoals Jacek Kurón, Bronislaw Geremek en anderen; maar ook aan mijn huidige vrienden, mijn vrienden van Gazeta Wyborcza, het belangrijkste dagblad in Polen dat geleid wordt door de mannen van het verzet, door de voormalige gevangenen – de krant van de vrijheid en de tolerantie, de krant die het tastbare bewijs vormt dat we in een moderne democratie met succes, zonder corruptie en zonder ons te conformeren, kunnen werken bij de media.

Ik denk ook dat deze grote eer een teken van respect is voor de democratie in Polen, voor mijn democratische vaderland; mijn vaderland dat nu, na decennia van dictatuur, vrij en democratisch is. Het is een signaal en een bewijs dat Polen daadwerkelijk een noodzakelijk onderdeel vormt van de Europese beschaving, een teken van hoop dat wij spoedig deel uit zullen maken van de Europese Unie.

U weet misschien dat Nederland dikwijls als mythe gefungeerd heeft voor de belangrijke persoonlijkheden van de Poolse cultuur – bijvoorbeeld voor Leszek Kolakowski die geschreven heeft over het werk van Spinoza, over de Hollandse mystiek en over de tweede reformatiegolf; voor Zbigniew Herbert, de auteur van grote werken over de Nederlandse schilderkunst. Maar in de eerste plaats voor de grote Poolse socioloog Stanislaw Osowski, die na de Tweede Wereldoorlog een klein essay schreef nog voordat de grotere golf van dictatuur en terreur opkwam. Hij schreef dat u, Polen, een goed voorbeeld heeft: de Nederlandse democratie. Nederland, een land dat niet erg rijk is, geen goud heeft en niet veel kolen en olie bezit, maar dat twee voor de Polen heel belangrijke eigenschappen heeft. Allereerst de republikeinse monarchie, waarlijk een apart fenomeen. Zelf was ik mijn hele leven Jacobijn, republikein en revolutionair, maar nu ben ik jaloers dat we in Polen geen monarchie naar Hollands model kennen – het is zoals Erasmus, grote prins van de republiek der letteren, de ‘godfather’ van de Europese intellectuelen; geen man van het dispuut, maar van de dialoog.

Tenslotte ben ik heel erg blij dat ik samen met mijn vriend Claudio Magris, de grote Italiaanse schrijver, ben onderscheiden. Een auteur die vooral erg belangrijk is voor ons, mensen van Midden-Europa, omdat Donau, het boek van Claudio, voor ons als een bijbel was. Het betekent dat u – Tsjechen, Roemenen en Hongaren- nodig bent voor ons, voor het moderne Europa. Claudio heeft de meer universele ambities nieuw leven ingeblazen in Centraal Europa ten tijde van de dictatuur.

Ik denk dat deze ceremonie een mooie epiloog vormt voor het boek van Claudio. De Donau heeft uiteindelijk Amsterdam bereikt. Het is net als in een slechte Amerikaanse film: wij eindigen met een ‘happy end’.

Hartelijk dank.