Laudatio

uitgesproken uit naam van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard der Nederlanden door A.H.G. Rinnooy Kan ter gelegenheid van de uitreiking van de Erasmusprijs op 7 november 2001.

Majesteit, Koninklijke Hoogheden, Excellenties, dames en heren,

Het is mij een eer en een genoegen u vanaf deze plaats toe te spreken uit naam van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard. Ik zal mijn best doen de grote betrokkenheid van de Regent van onze Stichting over te brengen bij het onderwerp van deze feestelijke plechtigheid en zijn bewondering voor de twee laureaten die vandaag onze gast zijn. Wij zijn blij dat u, Koninklijke Hoogheid, bereid bent als vanouds de prijzen uit te reiken.

Centraal Europa en de culturele scheidslijnen in die regio vormen het geografisch middelpunt van de Erasmusprijs van dit jaar. Het is de gemeenschappelijke noemer in het werk van onze twee laureaten van vandaag. Centraal Europa is niet alleen een definitie van een geografische regio tussen Duitsland en de landen die behoorden tot de voormalige Sovjet Unie. Het is ook de weergave van het begrip Mittel-Europa, een begrip van historische, geografische, politieke en culturele aard. Dit begrip is niet eenduidig en geeft aanleiding tot een levendig debat over waar het precies voor staat en hoe het gedefiniëerd moet worden. Historisch gezien zijn er goede redenen – bijvoorbeeld in de godsdienst en architectuur – om het gebruik van de term Mittel-Europa te rechtvaardigen voor het cultureel-politieke gebied in het hart van Europa, een streek die ruwweg de contouren heeft van het voormalige Habsburgse Rijk, of zelfs een groter gebied dat bestreken wordt door het Middeleeuwse begrip christianitas. Het probleem is waar precies de grenzen getrokken moeten worden.

Bij onze pogingen culturele en geografische eenheden te definiëren worden wij inderdaad voortdurend geconfronteerd met de complexe geschiedenis van grenzen. Centraal Europa in het bijzonder is een mozaïek van oude en nieuwe grenzen die volken, culturen, ideologieën en naties scheiden. Wat wij zien is dat oude grenzen een taai leven leiden en ons denken en onze loyaliteiten blijven beïnvloeden, zelfs wanneer zij geen fysieke realiteit meer zijn. Na de val van het communisme bijvoorbeeld, kwamen oudere en diep gewortelde culturele en etnische loyaliteiten weer aan de oppervlakte, die – in sommige streken – weer gebruikt werden voor politieke doeleinden, zoals we hebben kunnen zien op de Balkan. Tegelijkertijd scheppen wij nieuwe grenzen. Tegen de achtergrond van de uitbreiding van de Europese Unie bijvoorbeeld zullen de grenzen tussen de landen die wel en die nog niet deel uit zullen maken van de Europese Unie ons de komende jaren bezighouden. Het is ook juist in deze grensgebieden, waar de vraag van de relatie tot Europa als een multi-culturele samenleving, op een pregnante manier gesteld zal worden. Tot hoever kan Europa uitgerekt worden, rekening houdend met regionale identiteiten, terwijl tegelijkertijd een nieuwe economische superstructuur wordt geschapen? Hoe kunnen wij voorkomen dat gevoelens van uitsluiting en vernedering de kop opsteken?

Claudio Magris en Adam Michnik hebben onder andere het essay gekozen als middel om deze en andere vragen op te werpen. Het essay is bij uitstek het medium om zulke problemen aan te kaarten. Het is onconventioneel in stijl, overschrijdt de territoria van de journalistiek, de wetenschap en de kunsten, en combineert ogenschijnlijk tegenstrijdige kenmerken: aan de ene kant de afstandelijkheid die nodig is voor reflectie en aan de andere kant de persoonlijke betrokkenheid van de auteur. Het is een genre waarin zowel universalisme als lokale wortels tot uitdrukking kunnen komen. Een flexibel genre dus, dat in bekwame handen een doordringend instrument van expressie en zelfreflectie kan zijn.

Wij vonden dat deze koorddans act – tussen persoonlijke beleving en de neiging de zaken te bekijken vanaf de andere kant van de schutting, als het ware – een karakteristieke trek is in het essayistisch werk van zowel Claudio Magris als Adam Michnik. Wij zien een oeuvre dat elkaar aanvult en versterkt omdat het verschillende aspecten van dezelfde fundamentele boodschap brengt, namelijk, dat een werkelijk democratische samenleving cultureel en politiek pluralisme moet koesteren. Historisch besef en individuele verantwoordelijkheid zijn voorwaarden om onze verschillen te begrijpen en maken het ons mogelijk tolerantie te betrachten en wijze beslissingen te nemen. Door de Prijs toe te kennen aan Magris en Michnik gezamenlijk, denken wij het sterkst mogelijke signaal af te geven om het belang te benadrukken van Culturele Breuklijnen in Europa, het thema van de Erasmusprijs van dit jaar. In hun geschriften en in hun optreden laten deze twee mannen een combinatie zien van scherp observeren, meeslepende literaire kwaliteit en persoonlijke betrokkenheid bij de fascinerende, multiculturele chaos, die Mittel-Europa is.

Mijnheer Michnik, in een van uw essays uit de bundel Letters from Prison bedankt u degenen die u hebben opgesloten in de gevangenis, omdat dit u in staat stelde ongestoord te studeren en schrijven. Uw literaire productie gedurende de ongeveer zes jaar gevangenschap is inderdaad opvallend geweest, zoals uw boek Letters from Prison laat zien. Zowel met deze als met uw andere essays, zoals Letters from Freedom en L’Eglise et la Gauche, heeft u ons een rijk oeuvre verschaft met gedachten over verschillende onderwerpen in verband met de Poolse geschiedenis, een oeuvre waarin de betrokkenheid van de dissident en de afstandelijkheid van de historicus op een unieke manier gecombineerd worden. Uw interesse gaat uit naar het smalle pad tussen onderwerping aan buitenlandse overheersing en de romantische houding van verzet; historische personen die geconfronteerd werden met moeilijke keuzes; de grensgevallen tussen wat als een eervolle overeenkomst en als verraad beschouwd kan worden. Waar liggen de grenzen voor een compromis in tijden van onderdrukking? Trouw aan de kunst van het compromis realiseerde u zich dat factoren als de Katholieke Kerk een cruciaal onderdeel waren van de sociale realiteit van Polen. Uw inzicht in de rol van de Kerk in de Poolse traditie heeft de weg geplaveid voor een werkbare toenadering tussen de krachten van de oppositie gedurende het communistisch regime. Deze verbintenis leidde tot de oprichting van de beweging Solidariteit, de eerste onafhankelijke vakbond in Oost-Europa. In de jaren tachtig van de vorige eeuw herinnerde u steeds uw collega’s eraan zich voor te stellen wat er van hen zou worden wanneer de vrijheid zou komen. U toonde respect en begrip ook voor uw tegenstanders en terwijl u leed onder verdrukking schreef u: “Ik ben niet bang voor wat zij ons zullen aandoen, maar voor wat zij van ons zullen maken”. En vooruitlopend op de overwinning op het communisme schreef u: “Ik hoop dat wij niet van gevangenen in gevangenbewaarders zullen veranderen”. U wenste een nieuw Polen, gebaseerd op burgerlijke in plaats van op etnisch-nationale of religieuze principes. U wenste tolerantie zelfs ten opzichte van communisten, een houding die moeilijk te verkopen was in die omstandigheden. Die jaren tachtig van de vorige eeuw lijken nu zo ver weg en uw essays uit die tijd over het algemeen zo optimistisch in toon, dat de huidige lezer gemakkelijk vergeet onder welke zware omstandigheden deze stukken zijn geschreven. Nu, zo veel jaren later, zijn wij in staat het doorslaggevend belang te zien van het jaar 1989, niet alleen voor Polen, maar ook voor de niet-geweldadige revoluties in ander Oost-Europese landen. Maar uw rol was daarmee niet uitgespeeld. U blijft een invloedrijke factor in de Poolse samenleving. Uw stem blijft te horen door middel van de Gazeta Wyborcza, een dagblad door u opgericht, dat het grootste in Polen is geworden. U bent een optimist en u gelooft dat de Poolse democratie langzaam haar weg vindt, hoewel zij in vele opzichten nog onvolmaakt is. Het feit dat pluralisme en democratie überhaupt in Polen ingang hebben gevonden kan, althans gedeeltelijk, toegeschreven worden aan uw inspirerende inspanningen. Uw basisregel in het leven is van een misleidende eenvoud: “geloof je in een behoorlijke en menselijke samenleving, gedraag je dan behoorlijk en menselijk”.

Dames en heren, de essays van onze laureaten nemen ons mee naar delen van Europa waarover de meesten van ons te weinig weten. Desondanks is de problematiek die Magris en Michnik aan de orde stellen van cruciaal belang voor geheel Europa vandaag de dag en staat deze los van de geografische gebieden die hun specifieke uitgangspunt zijn. De Europese Unie staat voor de taak niet alleen nieuwe economieën te integreren, maar ook de culturen van Oost-Europa, die meer dan een halve eeuw van ons gescheiden zijn geweest. Met de Erasmusprijs van dit jaar brengen wij onze bewondering tot uitdrukking voor de twee oeuvres, die een blijvende invloed verdienen op ons denken over de Europese beschaving, een Europa namelijk als een mozaïek van culturele scheidslijnen. In het werk van Magris en Michnik vinden wij een visie op tolerantie in de praktijk die een uitdaging in zich bergt en een bron is van inspiratie.

Mijne heren, gewapend met moed en openheid van geest heeft u beiden wezenlijke menselijke dilemmas aan de orde gesteld. U heeft de netelige kwestie van het compromis en de noodzaak van tolerant gedrag diepgaand onderzocht. In een aansprekende, persoonlijke stijl onderzoekt u bestaansvragen als welke positie men moet innemen tussen de extremen van principiële overtuiging tegenover verraad, van fanatisme tegenover toegevendheid, of tussen de polen van utopia en ontgoocheling. Er is niet maar één, altijd geldig antwoord op deze vragen. Uw persoonlijk antwoord is het best te omschrijven met twee sleutelwoorden: verbeeldingskracht en ruimdenkendheid.