Laudatio

In het Handvest van de Verenigde Naties staat dat tot de doelstellingen behoort het bereiken van internationale samenwerking bij het oplossen van internationale problemen van economisch, sociaal cultureel of humanitair karakter en het bevorderen en aanmoedigen van eerbied voor de mensenrechten en fundamentele vrijheden voor allen zonder onderscheid van ras, sexe, taal of godsdienst.

De mensheid heeft een lange ontwikkeling moeten doormaken om tot dit handvest te komen. De eerbied voor mensenrechten hangt nauw samen met ons democratisch denken, een denken dat gebaseerd is op het besef der menselijke waardigheid, op een gevoel voor verantwoordelijkheid en saamhorigheid en op een opvatting betreffende de onderlinge menselijke gelijkwaardigheid.

Reeds in de beroemde grafrede van de Atheense staatsman Perikles komt de relatie tussen democratie en onvervreemdbare individuele rechten duidelijk naar voren. Perikles doelde daarbij in het bijzonder op gelijkheid voor de wet van een ieder, in dit geval alleen de mannen, in burgerlijke rechten en vrijheden.

Door de gehele Europese geschiedenis kunnen wij de boeiende relatie tussen individu en overheid of gemeenschap volgen. Wie denkt niet aan het jaar 1215, waarin de Engelse koning Jan zonder Land de Magna Charta werd afgedwongen en aan het van God gegeven absolute overheidsgezag paal en perk werd gesteld ten gunste van bepaalde persoonlijke rechten. Uit de 17de eeuw kennen we de ‘Petition Rights’, de ‘Habeas Corpus Act’ en de ‘Bill of Rights’, terwijl wij Nederlanders het Placaat van Verlatinghe uit 1581 met trots mogen noemen. De fundamentele omslag echter vond pas plaats in de 18de eeuw.

In die eeuw werd de levenshouding, die gebaseerd was op het christelijke zondebesef, het autoriteitsgeloof en de groepsgebondenheid voorgoed doorbroken ten gunste van een hoge mate van zelfbewustzijn en individualisme. Door deze nieuwe levenshouding kreeg het begrip ‘menselijke waardigheid’ een wezenlijke inhoud naast het uit de christelijke traditie bekende gevoel voor de universele menselijkheid.

De ‘Declaration of Rights’ van Virginia met de daaruit voortvloeiende Amerikaanse ‘Declaration of Independence’ uit 1776 en de ‘Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen’ uit 1789 zijn zonder de gedachte der menselijke waardigheid ondenkbaar. De begrippen menselijkheid en menselijke waardigheid vormen ook de grondslag van de Internationale Commissie van Juristen die wij vandaag eren.

Deze non-gouvernementele organisatie heeft tot doel in de wereld begrip en inachtneming van het recht en de juridische bescherming van de mensenrechten te bevorderen. De wijze waarop u, Mr. MacDermot als huidig Secretaris-Generaal, tezamen met uw toegewijde maar uiterst kleine staf in Genève uitvoering geeft aan deze doelstellingen verdient de grootste lof. Sinds 1952, het jaar waarin de organisatie werd opgericht, zijn talloze congressen en conferenties over de gehele wereld gehouden over de beginselen van de ‘rule of law’. In de Newsletter en de tweejaarlijkse Review verschijnen waardevolle wetenschappelijke studies en indringende verslagen.

Aldus zijn rapporten verschenen over de Hongaarse opstand, de Chinese inval in Tibet, de Berlijnse muur, Spanje, Cuba, de Apartheid, Brazilië, Oost-Pakistan, Oeganda, Chili en over talloze andere landen en situaties. Enige jaren geleden is de ‘African Charter of Human en Peoples Rights’ tot stand gebracht als resultaat van twee in Dakar gehouden werkgroepen. Recentelijk is de Europese Conventie tegen Marteling in werking getreden, waarin o.a. wordt gesteld dat juristen en andere waarnemers gevangenissen in verdragsstaten mogen bezoeken en waarvan, naar mag worden verwacht, een belangrijke preventieve werking zal uitgaan.

In Japan kwam onlangs een hervorming van de Wet Geestelijke Gezondheid tot stand. Dit is van betekenis omdat in Japan, op grond van de overtuiging dat geestelijke onvolwaardigheid erfelijk zou zijn, de patiënten door familie vaak op onacceptabele wijze verborgen werden. Ook in psychiatrische ziekenhuizen hadden de patiënten geen enkel recht of beroepsmogelijkheid, wanneer zij tegen hun wil voor vele jaren opgenomen werden. Tenslotte riep u, om een ander voorbeeld te noemen, het eerste internationale instrument voor de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in het leven waaraan vele jaren werd gewerkt, dat werd aangenomen op het zevende congres over het voorkomen van misdaad en de behandeling van overtreders in 1985 en werd bekrachtigd in hetzelfde jaar door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.

De meeste landen beweren weliswaar een onafhankelijke rechtspraak te bezitten, maar in vele, zoniet de meeste landen is dit in de praktijk anders. De Internationale Commissie van Juristen zet zich in voor de bevordering van zo’n onafhankelijke rechtspraak in de gehele wereld en heeft bijvoorbeeld waarnemers gezonden naar processen in Zuid-Afrika, Tunesië, Joegoslavië, Griekenland, Denemarken, Sierra Leone, Maleisië, Singapore, Senegal, Mauretanië, Algerije, Israël, Zuid-Korea en Pakistan. Zoals blijkt bent u niet alleen op het terrein van de burgerrechten en politieke rechten actief, maar ook dáár waar sprake is van flagrant economisch of sociaal onrecht of waar groepen mensen het slachtoffer zijn van discriminatie zoals psychiatrische of aids patiënten.

Uw gezag berust op uw brede internationale samenstelling, waarin overigens spijtig genoeg tot nu toe niet alle landen vertegenwoordigd zijn; ik denk hierbij aan de Oost Europese landen. Voorts berust uw invloed op de gedegenheid en onpartijdigheid van Uw uitspraken en rapporten. Van bijzonder belang is de invloed die de Commissie in de afgelopen jaren heeft uitgeoefend op de ‘rule of law’ in landen, die als gevolg van de dekolonisatie onafhankelijk werden. In dit verband wil ik niet in de laatste plaats de hoge kwaliteit van Uw successieve Secretarissen-Generaal noemen. Met waardering denk ik hierbij aan de Nederlander Bart van Dal, die als eerste de leiding over de organisatie op zich nam, zijn opvolgers en voorts aan uw voorganger Sean MacBride die zo inspirerend werkte door zijn creatieve bijdrage aan de Internationale Wet op de Rechten van de Mens.

Hoe moeilijk uw werk overigens is beseffen wij wanneer u botst met de souvereiniteit van staten om schending van mensenrechten aan de kaak te stellen, te voorkomen of om daden van agressie af te keuren. Zo zei u immers eens, Mr. MacDermot: “Het grote obstakel voor vrede is de immense concentratie van macht in de Staat, in het bijzonder wanneer deze gevoed wordt door fanatiek nationalisme; hoe groot onze naties ook zijn, zij zijn niet een doel in zichzelf”. Terecht vroeg u zich af bij de aanvaarding van de Wateler Vredesprijs in 1985 in Den Haag hoe de internationale gemeenschap legitiem kan ingrijpen, wanneer de vrijheid van een volk of zijn mensenrechten worden aangetast door een tyrannieke regering, of door de agressie van een ander land – vaak onder het mom van een bevrijdingsbeweging – zolang het anarchistisch karakter van een wereld van souvereine naties blijft bestaan.

Bij het nagaan van de effectiviteit van uw acties speelt de zogenaamde ‘mobilization of shame’, het mobilizeren van de publieke opinie als pressiemiddel, een niet te veronachtzamen rol. Vaak is uw organisatie daardoor in staat geweest betrokken instanties in verlegenheid te brengen met als gevolg verzachtende en corrigerende maatregelen. Een sprekend voorbeeld daarvan was de activiteit van de Internationale Commissie van Juristen die – ik maakte daar reeds melding van – leidde tot herziening van de Japanse wet op de Geestelijke Gezondheid. In situaties die wij op grond van onze opvattingen over mensenrechten afwijzen blijft het probleem dat de diepste vragen van levensovertuiging en mensopvatting tenslotte existentiële vragen zijn, die zich onttrekken aan een logische of redelijke toetsing. Deze verschillen in levensovertuiging hebben diepe wortels; ieder meent tenslotte dat zijn waarheid algemeen geldend is. Wat betreft het respect voor de ander in zijn anders-zijn is in de godsdiensten en in de politiek nog een lange weg te gaan.

In de huidige wereld worden wij echter niet alleen op grond van onze ethische overtuiging, maar steeds meer op pragmatische gronden gedwongen de handen ineen te slaan. De Erasmusprijswinnaar van 1987, Alexander King, heeft dit voor ons aan de hand ecologische voorbeelden duidelijk gemaakt. Op politiek terrein moet hetzelfde gelden willen wij overleven. Zia Rizvi, Secretaris-Generaal van de Onafhankelijke Commissie aangaande Internationale Humanitaire Zaken vergeleek in een recente rede onze wereld met het menselijk lichaam dat, wanneer een deel ziek of beschadigd is, als geheel daar onder lijdt en tot actie moet overgaan wil het kunnen voortleven.

Dat ik de Erasmusprijs voor de Internationale Commissie van Juristen juist voor uw aftreden – maar ik ben blij te horen dat dit nog niet dit jaar zal zijn, er is dus nog enige tijd – aan u, Mr. MacDermot in uw functie van Secretaris-Generaal, mag overhandigen is mij een groot genoegen. Immers niemand heeft langer dan u met zoveel succes de leiding over deze organisatie gehad. Met u weten wij dat wij pas aan het begin van een hoopvolle ontwikkeling staan, waarop sommige veranderingen in de wereld lijken te duiden. Wellicht is het zo dat uit de nood geboren een nieuw gevoel voor menselijkheid en mensenrechten aan de horizon daagt, dat – laat ons hopen – de gehele mensheid omvat en bijdraagt tot de verrijking van het gevoel van wereld-bewustzijn. Omdat de Internationale Commissie van Juristen bijdraagt aan deze ontwikkeling moge ik u, een jurist van de derde generatie, de Erasmusprijs 1989 overhandigen.