Laudatio

Het simpele feit dat gedurende de vroege middeleeuwen in de kloosters in Europa de manuscripten uit de oudheid bewaard en gecopieerd werden en aldus voor de ondergang behoed en voor het nageslacht bewaard werden is van fundamentele betekenis geweest voor de ontwikkeling van de Renaissance en latere Europese cultuur. Het eenvoudigweg bewaren en conserveren is een bezigheid die voor de buitenwereld wellicht weinig spectaculair moge zijn maar die voor een cultuur essentieel is. Wat zouden de kunstwerken van gisteren en van vandaag voor de toekomst betekenen als ze niet telkens opnieuw bekeken, onderzocht en bestudeerd konden worden en daardoor inspirerend konden werken?

Jacques Ledoux, die wij vandaag eren en herdenken, heeft in dit opzicht voor de Europese cultuur en voor de filmcultuur in het bijzonder onvergelijkbaar belangrijk werk verricht. De grote rol die Ledoux in de filmcultuur heeft gespeeld kwam onlangs duidelijk naar voren tijdens de viering te Brussel van het 50-jarig bestaan van het Koninklijk Filmarchief; een mijlpaal die onze laureaat tragischerwijze niet meer heeft kunnen meemaken. Veel mensen, mijzelf inbegrepen, vinden het leuk zelf films te maken als amateurs en meer mensen nog houden van het kijken naar films gemaakt door de echte professionele artiesten. Ik ben in de gelukkige omstandigheid dat ik dit genoegen in mijn eigen huis kan beleven, iets waar ik bijzonder dankbaar voor ben. Maar, weinigen onder ons zijn zo enthousiast over film als Jacques Ledoux was. Als 17-jarige was hij al aanwezig bij de oprichting van de Belgische Cinematheek, een instituut waar hij de rest van zijn leven aan zou wijden. Nadat Ledoux gedurende de Duitse bezetting ternauwernood aan deportatie was ontkomen, vond hij in een Benediktijnen-klooster, waar hij zich enige tijd schuil hield, een zeldzame copie van Robert Flaherty’s film Nanook of the North, die hij na de oorlog aan het in 1938 in Brussel opgerichte filmarchief zou schenken. Aanvankelijk een volontair, werd Ledoux in 1948 als conservator van het archief dat onder zijn leiding uitgroeide tot een van de belangrijkste filmarchieven ter wereld, rond 45.000 spoelen omvattend, die bewaard worden in speciaal ontworpen kluizen onder constante temperatuur en vochtigheid. Daarnaast heeft hij een filmbibliotheek en een internationaal documentatiecentrum opgebouwd temidden waarvan hij zich bewoog omringd door foto’s, knipsels, documenten, brieven en kritieken, als de laatste ‘Romantic Archivist’, zoals een criticus hem eens noemde.

De problemen waarmee een normale bibliotheek te maken heeft zijn, naar men mij heeft verteld, eenvoudig vergeleken met de conserveringsproblemen van een filmarchief. Van vele oude films zijn de namen van de auteurs of acteurs onbekend, zodat het catalogiseren bijkans onmogelijk is. Vele films zijn onvolledig. Een ander probleem is de vraag welke copie van een film het origineel het meest nabij komt – vooral bij kleurenfilms is dit het geval; veel films worden bovendien later ingekleurd. Weer een ander probleem is het verkrijgen van films, omdat volgens contract de exploitatierechten veelal gebonden zijn aan een bepaalde periode en de film na die periode vernietigd zou moeten worden, althans niet meer commercieel uitgebracht mag worden. Vooral door Ledoux’ activiteiten zijn ook de commerciële filmmakers, producenten en distributeurs het belang en de waarde van de filmarchieven gaan inzien. Groot gevaar lopen de brandbare nitraat films die daarom overgebracht dienen te worden op acetaat film. Niet alleen door de vergankelijkheid van het materiaal maar vooral ook doordat veel films helaas bewust vernietigd zijn, rest ons uit de beginjaren van de filmgeschiedenis en uit de periode van de stomme film slechts 20%.

Hoewel Ledoux in de eerste plaats van betekenis is geweest als verzamelaar en conservator is de rol die hij als inspirator in de filmcultuur heeft gespeeld niet minder belangrijk. Reeds vanaf 1947 was hij een van de drijvende krachten op de filmfestivals van b.v. Brussel, Antibes en Cannes. Op deze festivals kwam zijn onconventionele en experimentele instelling naar voren. Aangezet door zijn nieuwsgierigheid, ontdekkingslust en zijn belangstelling voor films die geen commerciële distributie vonden, wist hij manifestaties van internationale allure op te zetten, zoals in 1948 het festival van de experimentele film te Knokke waar op latere festivals beroemd geworden cineasten als Roman Polanski, Martin Scorsese en Dusan Kakavejev naam maakten. Het is verheugend dat nu ook in ons land de belangstelling voor de filmkunst groeiende is; het bestaan van filmhuizen en de succesvolle festivals in Rotterdam en Utrecht wijzen daarop. In dit licht is het niet verwonderlijk dat van sommige kanten erop aangedrongen wordt aan een Nederlandse universiteit naast muziek- en theaterwetenschappen ook een volwaardige leerstoel cinematografie in te stellen. Bijzonder kon Ledoux zich opwinden over het bij het publiek en overheid heersende misverstand dat de film een louter commerciële of industriële aangelegenheid zou zijn. Graag wees hij dan op het feit dat ook schilderkunst een duidelijk commerciële kant heeft en dat kunstgalerieën vaak goede zaken doen, maar dat toch niemand dat een reden vindt om zich niet om de beeldende kunsten te hoeven te bekommeren. Uit deze gedachte heeft Ledoux het jaarlijkse festival ‘l’Age d’Or’ opgezet om juist anti-conformistische filmmakers een kans te geven. Geen wonder dat Ledoux goed bekend raakte met cineasten als Truffaut, Godard, Resnais, Demy en Varda die later de bekende filmmakers van de ‘Nouvelle Vague’ zouden worden. Geen wonder ook dat Ledoux jaren lang Secretaris-generaal van de ‘Federation Internationale des Archives du Film’ is geweest. Maar anders dan men wellicht op grond van zijn activiteiten zou veronderstellen plaatste deze onconventionele man zichzelf nooit op de voorgrond. Vragen over zijn persoon ging hij uit de weg; nimmer sprak hij over zichzelf. Karakteristiek voor Ledoux’ bescheidenheid is het feit dat hij de vele prijzen die hem in het verleden waren toegedacht heeft afgewezen. De ironie van het lot wilde dat de eerste en enige prijs die hij heeft willen aanvaarden hem vandaag postuum wordt uitgereikt. Door zijn fanatieke liefde en enthousiasme voor de filmkunst, door zijn ironische en soms bijtende humor, zijn oprechte en directe uitspraken had Ledoux naast vele vrienden natuurlijk ook opponenten die het hem niet gemakkelijk maakten wanneer hij zich zo vol vuur inzette om steun te krijgen voor zijn filmarchief.

Van 1962 af toen het Belgisch filmarchief het predicaat ‘Koninklijk’ verwierf is Ledoux naast zijn archiefwerk begonnen met het opzetten van een publieksgericht filmmuseum en een cinematheek in het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten. Als conservator was hij zich zeer goed bewust van het probleem dat hij rekening moest houden met enerzijds de behoefte zoveel mogelijk films aan het publiek te tonen, en anderzijds met de eis het materiaal zo ongeschonden mogelijk te bewaren, een probleem waar ook menige bibliotheek of prentenkabinet mee geconfronteerd wordt. Ledoux heeft hiervoor een aanvaardbaar compromis gevonden. Op grond van de kwaliteit en originaliteit van de programma’s is zijn cinematheek een waar model geworden. Dagelijks worden hier vijf films gedraaid. Door samenwerking met de twee-jaarlijkse manifestatie, de Europalia, worden hier grootse internationale overzichten vertoond. Daarnaast is er door Ledoux een aparte zaal ingericht, uniek in de wereld, voor stomme films, door levende pianomuziek begeleid. Door al deze activiteiten, waarbij de lessen in filmgeschiedenis en esthetica, de summerschools en de distributie van films zeker niet vergeten moeten worden, is Ledoux’ filmcentrum tot een stralend cultureel patrimonium uitgegroeid waar talloze cineasten hun inspiratie opdoen of onderzoek verrichten. Op voorbeeldige wijze heeft Ledoux het verzamelen en conserveren gepaard aan vernieuwing, experiment en creativiteit. Te vroeg ons ontvallen heeft hij ons een instituut nagelaten dat van een immense culturele betekenis is. Om dit te benadrukken heeft de Stichting Praemium Erasmianum Anne Head de opdracht gegeven een boek te schrijven dat het blijvende belang van Jacques Ledoux en zijn werk duidelijk maakt. Als blijk van onze bewondering voor hetgeen Jacques Ledoux heeft gedaan zou ik U, mevrouw Ledoux, willen vragen het eerste exemplaar van A True Love for Cinema en de Erasmusprijs 1988 in ontvangst te nemen.