Laudatio

Geachte heer Stein,

Als Polonius zich wil vergewissen van de ‘zotheid’ van Hamlet vraagt hij hem: “[…] What are you reading, my Prince?” Waarop Hamlet hem antwoordt: “Words, words, words.”

Het zijn dezelfde ‘woorden’, meneer Stein, waarover u in uw laatste interview zegt: “Die einzigartige Erfindung des Theaters seit seinem Beginn in der Griechischen Antike sind Worte, geschriebene Worte, die eine Verkörperung evozieren und eben dadurch eine Verwobenheit von intellektuellen und emotionalen Anreizen. Der Text is die wesentliche Errungenschaft des Europäischen Theaters.”

Als u de lijst van laureaten van de Erasmusprijs doorkijkt zal het u opvallen dat deze prijs, die sinds 1958 is uitgereikt aan eminente geesten en grote kunstenaars, nog niet eerder aan het toneel (Sprechtheater) ten deel is gevallen. De oorzaak van deze late erkenning van het toneel vindt ongetwijfeld zijn verklaring in de Nederlandse geschie denis, waarin het toneel geen grote maatschappelijke rol werd toebedeeld.

Indien men vergelijkingen maakt met de ons omringende theatergrootmachten – Engeland, Frankrijk, Duitsland en Zweden – neemt Nederland een relatief ongunstige positie in. Die positie vloeit grotendeels voort uit de tradi tionele rijkdom van het Verenigde Nederland, waarbij het toneel niet ingezet hoefde te worden als bindmiddel tot het verwerven van een nationaal gevoel.

Erasmus zocht de oorzaak van het lage culturele peil van de Nederlanders in hun ‘buitengewoon onbeschaafde heersers’. Ik kan u geruststellen, tegenwoordig is dat heel anders: mijn familie, en in het bijzonder mijn vrouw die zelf zo vaak toneel heeft gespeeld, hebben mij mijn hele leven uitstekend geïnformeerd over de betekenis van het toneel.

Zoals u weet is de prijs die u heden in ontvangst neemt genoemd naar Desiderius Erasmus, wiens enige werk – waarvan iedereen tenminste nog de titel kent – De lof der zotheid is; een satire op de menselijke verdwazing. Erasmus beschrijft daarin de zotheid die toekijkt als vertegenwoordiger van de ware werkelijkheid. Hierin schuilt een grote wijsheid: Erasmus immers is er zich van bewust dat een mens zich nimmer door een situatie moet laten beheersen, noch zich in een situatie mag verliezen. Dat wil zeggen: wij behoren ons in de wereld te bewegen ´alsof´ we ons er niet in bewegen.

En hierin – in dit ‘alsof’ – schuilt de grote kracht van de Erasmiaanse levensbeschouwing. Het geeft door de afstand de ruimte voor verdraagzaamheid en waarheidsliefde, de basisvoorwaarden voor een menswaardig bestaan. En waar deze tolerantie voor Erasmus nog voornamelijk in termen van godsdienstige opvattingen begrepen moest worden, is dat voor onze tijd reeds lang een noodzaak voor verantwoord burgerschap geworden.

Dit Erasmiaans ‘alsof’ vertoont een opmerkelijke overeenkomst met de manier waarop u het Stanislavskiaans ‘if’ toepast. Stanislavski laat door inleving de acteur vrijwel samenvallen met het personage, hetgeen het zicht op het ware vertroebelt. Uw – in zekere zin Erasmiaanse – toepassing van deze methode bevordert het zoeken naar het ware, het heldere en het vruchtbare in maatschappelijke fenomenen, waarop je pas vat krijgt als je in de alsof-situatie er met distantie deel van uitmaakt.

Het is deze Erasmiaanse toepassing van de ideeën van Stanislavski die uw aanwezigheid hier, meneer Stein, ten volle rechtvaardigt en verklaart. Distantie en scepticisme, zei u eens, vormen de basis van uw werk; met dien verstande dat in de spanning tussen distantie en nabijheid de fascinatie van het toneel ligt. Immers eerst door de toneelmatige distantie kunnen wj de realiteit beleven. Realiteit betekent voor u het aanvaarden en erkennen van de contradicties die eigen zijn aan het leven.

Het exploreren van een nieuwe methode om het theater weer tot een platform van maatschappelijke discussie te verheffen hebt u met succes via een collectief organisatiemodel in de Schaubühne am Halleschen Ufer ontwikkeld. Dit anti-autoritaire en maatschappijkritische model, dat tot op de dag van vandaag in dat huis nog vrijwel ongewijzigd wordt gehanteerd, bracht een revolutie teweeg in het produceren van toneel. Het gaf het theater een functie terug die het sinds de oorlog was kwijtgeraakt.

In het voetspoor van Fritz Kortner gaf u met uw Tasso al in 1969 een richting aan die later door Botho Strauss samengevat zou worden als: das Zusammendenken von ästhetische und politische Ereignisse. Hiermee formuleerde u een bevrijdend antwoord op de sinds de Tweede Wereldoorlog heersende stijl. Uw werk met de Schaubühne was daarom zo uniek omdat het werkte als een maatschappijmodel, waarin de ideale werkelijkhied zo nauwkeurig werd nagespeeld dat hij er langzaam mee samen viel. Is het niet de moeite waard opnieuw te proberen of de collectieve gedachte nog vruchtbaar is?

Uw werkwijze wordt niet bepaald door een dogmatisch vasthouden aan stijlprincipes. Uitgangspunt is steeds een scrupuleuze en nauwgezette tekstanalyse die bepalend is voor het onvoorspelbare en toch herkenbare in uw werk. Juist in onze tijd, nu wij via de media overspoeld en vaak misleid worden door woorden en beelden, heeft u begrepen dat het toneel een uitzonderlijke taak en verantwoordelijkheid heeft. Daarom is uw werk steeds van een verpletterende helderheid. Of zoals Jutta Lampe zegt: “Das erste und für mich erstaunliche neue Gefühl bei der Arbeit mit Stein war, das ich erfuhr, was es bedeuten kann, ein Stück wirklich kennenzulernen, zu lesen. […] Stein nahm sozusagen den Text beim Wort; er wollte sehen, was gesagt wird”.

In uw wijze van tekstanalyse maakt u zich de tekst dermate eigen dat hij als het ware opnieuw ontstaat. Waardoor hij gaat werken als een resultaat van kennis – waarin we ook deelgenoot worden van de kennis die aan het creatieve proces van het oorspronkelijke werk ten grondslag heeft gelegen. Het is in deze situatie dat de kracht van de oorspronkelijke werking van het klassieke Europese repertoire zich in uw herschepping openbaart.

Het effekt op het publiek van uw opvoeringen is niet zozeer het herkennen van de situatie, maar het inleven erin. Het publiek kijkt niet naar iemand maar heeft op een wonderlijke manier plotseling het gevoel dat het voor hetzelfde dilemma geplaatst wordt als de uitgebeelde persoon. Het gaat hierin niet om de inleving van de acteur maar om de inleving van het publiek. Dat wordt medeplichtig gemaakt. Immers zonder het zelfstandig denken van de toeschouwer, zonder zijn reflexie en fantasie, kan het theater niet bestaan.

In uw carrière bij de Schaubühne zie ik in vogelvlucht een aantal hoogtepunten in uw onderzoek: theatermaken als maatschappijstudie. Het politieke toneel onderzocht u, aansluitend bij de praktijk van de Schaubühne van Jürgen Schitthelm en Klaus Weiffenbach in eerste instantie aan de hand van het Brechtiaanse spel.

Al snel werd echter het expliciet politieke verlaten om plaats te maken voor het onderzoek naar de oorsprong van de burgerlijke maatschappij. Te beginnen bij de legendarische Peer Gynt. Vanaf dit moment ontstaat ook de zeer hechte samenwerking met de ontwerper Karl Ernst Herrmann en de auteur Botho Strauss.

Via het Antikenprojekt krijgt uw onderzoek een nog fundamenteler karakter: de werking van het Griekse drama. Dit leverde de bouwstenen voor een invloedrijk maatschappelijk theater. Het meest rechtstreekse resultaat van dit onderzoek naar de samenhang tussen de structuur van het drama en de structuur van de samenleving is de opvoering van Zomergasten van Maxim Gorky en van de Trilogie des Wiedersehens van Botho Strauss.

Het voorlopige hoogtepunt van uw werk wordt echter gevormd door de Oresteia. Met de Oresteia keert u opnieuw terug naar de bronnen van het theater en de oorsprong van het politieke denken. Het theater was bij de Grieken geen commentaar op maatschappelijke processen maar maakte er deel van uit. Op het niveau van het theater vormden politiek en spel elkaars complement. Het duidelijkst geeft de Oresteia weer dat het onmogelijk is te handelen zonder negatieve bijklanken. Iedere daad veroorzaakt lijden, waarna weer een loutering volgt. Dit is wellicht de beste reden om in Moskou nu opnieuw dit stuk in te studeren.

Gaarne wil ik er thans toe overgaan u de prijs te overhandigen. Daarbij wil ik Tasso in herinnering roepen, zoals zojuist zo indrukwekkend voorgedragen door Mevrouw Lampe. Wij hebben gezien dat het belangrijkste interpretatiemoment voor de regisseur ligt in de reactie van de hertog op het overhandigen van het Dichtwerk door Tasso. De tekst geeft daar aan: “Und wie der Mensch nur sagen kann: ‘Hier bin ich!’/ So kann ich auch nur sagen: ‘Nimm es hin!”.

Het doet mij genoegen om hier als Prins der Nederlanden, aan u – een nederige dichter – in deze niet- ´alsof’situatie, de Erasmusrprijs 1993 te overhandigen met een lichte variant op een andere Goethe uitspraak:

“Alles vergängliche / ist nur ein Gleichnis;/ Das unzulängliche / Hier wird’s Ereignis; / Das Unbeschreibliche,/ Hier ist’s getan.”