Dankwoord

Majesteit, Koninklijke Hoogheden, Excellenties, Dames en Heren

Ik ben erg geroerd, dat wil ik graag bekennen, door de toespraak van Zijne Koninklijke Hoogheid. Die toespraak werd – naar mijn mening – allervoortreffelijkst gebracht en wat hij over ons beiden, niet het minst over mijzelf, heeft gezegd, was overtuigend en ontroerend.

Ik wil U van harte dank zeggen voor deze grote eer en voor de genereuze gift die er mee gepaard gaat. Zoals de rijken zeggen, geld is niet alles. Maar het is wel een waardevolle aansporing tot alles.

Maar, naast deze feiten, wil ik hier toch ook zeggen dat ik geen geletterd man ben. En toen men mij ervan in kennis stelde dat ik deze prijs zou ontvangen, wierp ik mij op de encyclopedie om meer te weten te komen over Erasmus.

Hoe meer ik over hem las hoe meer hij in aanzien steeg, hoe meer zijn beeld voor mij groeide als het edelmoedigste hart en de boeiendste persoonlijkheid die, zo dacht ik, deze wereld ooit heeft voortgebracht. En ik zie, op een heel bescheiden schaal, verwantschap met mijzelf. Want ik denk bij Erasmus in de allereerste plaats aan de humanist, en, hoe meer ik over hem nadenk, over zijn medelijden en aan zijn deernis voor de mensheid, hoe meer ik van hem houd. Hij is naar mijn mening de grootste van alle realisten, omdat hij in zijn tijd openlijk verkondigde dat hij een wereldburger was, en dat was toentertijd wel een heel vooruitstrevende gedachte.

Hij was ook verdraagzaam. Hij haatte vechten en geweld. Ook daarom houd ik van hem. Onder de naam van zulk een groot man is het voor mij een hoge eer deze prijs te mogen ontvangen.

Ik vind het alleen jammer dat mijn deelgenoot uit de filmwereld hier niet aanwezig is om de prachtige lofrede aan te horen die Zijne Koninklijke Hoogheid uitsprak op hem, Ingmar Bergman. Ik heb hem altijd bewonderd. Ik heb niet zo veel films van hem gezien, omdat ik een oud man ben en hij een nieuweling in de wereld is, en een die bijzonder welkom is. Maar hij is als dichter en kunstenaar een uitnemend schepper, en om die reden ben ik oprecht verheugd dat ik deze morgen zijn deelgenoot ben en dat wij beiden samen deze grote prijs, dit grote eerbewijs hebben ontvangen.
Men verwachtte van mij dat ik iets zou zeggen over het maken van films. Om eerlijk te zijn, ik heb er heel weinig over te zeggen. Mijn werkwijze is emotioneel. Ik heb geen vastomlijnde opvattingen, geen pasklare begrippen over het maken van films. Elke film is voor mij een avontuur, een onbekende grootheid. Tot hen die het verlangen of de ambitie hebben een film te maken, kan ik slechts zeggen: Er zijn twee aspecten, waarmee men te doen krijgt bij het maken van een film.

Het ene is geld verdienen en het andere: iets maken waarin jezelf plezier hebt. En door ergens zelf plezier in te hebben, dat wil zeggen door je gehele ziel en persoonlijkheid in een prestatie, in een werkstuk te leggen, benadert men volgens mij het scheppen van een kunstwerk.

Toen ik een jonge man was, vroeg mij iemand wat volgens mij een kunstwerk was. En ik zei: het is een liefdesbrief aan de wereld, goed geschreven. Ik denk dat Erasmus het daarmee eens zou zijn geweest. Dank U.