Laudatio

“De geschiedenis is de geestelijke vorm, waarin een cultuur zich rekenschap geeft van haar verleden”, is een bekende uitspraak van één van onze grootste historici. Het is deze gedachte die reeds aan het einde van de 18e eeuw Karel III van Spanje en zijn cosmograaf Bautista Muñoz inspireerde om geheel in overeenstemming met de historiografische opvattingen uit de periode van de Verlichting, in Sevilla het eerste koloniale archief ter wereld te vestigen.

Dit archief, dat wij vandaag eren, is dan ook niet alleen geboren uit de noodzaak om aanspraken van de Kroon te bewaken, en om ter beschikking te staan van enig overheidsorgaan of regering, maar evenzeer om ten dienste te staan van de geschiedschrijving. Door de behoefte van de Spaanse overheid om een waarheidsgetrouwe objectieve informatie te kunnen verschaffen, was de Spaanse geschiedschrijving ver vooruit op die van de rest van Europa. Uiteraard was het archief bedoeld om een betere besluitvorming te bewerkstelligen ter verbetering van bestuur, handel, belastingen en onderwijs. Hoewel Keizer Karel V reeds in 1544 opdracht had gegeven alle documenten van de Koloniale Raad (Consejo de Indias) in Simancas te verzamelen, ontstond eerst ruim twee eeuwen later in 1785, het archief in Sevilla, toen de verbouwing van de Casa Lonja (Goederenbeurs) voltooid was, waarin de verspreide collecties van de staatsorganen in Spanje, Spaans-Amerika en de Philippijnen werden opgenomen. Als zodanig is het Archivo General de Indias een vroeg voorbeeld van wat later, in de 19e eeuw, elders in Europa zou gaan gebeuren. Een en ander is vooral ook van groot belang omdat vele archieven die zich in Spaans-Amerika bevonden verloren zijn gegaan.

Met zijn meer dan tientallen miljoenen documenten, omvattende ongeveer het dubbele aantal bladen, een lengte van meer dan 12 km, is het AGI veruit de belangrijkste neutrale bron voor de bestudering van de meer dan drie eeuwen omspannende betrekkingen tussen Europa en Spaans-Amerika. Van Spanje ging een stroom van koninklijke decreten, bevelen, instructies, regelingen, brieven, bouwtekeningen, technische voorschriften, enquêtes, enz. naar Amerika. Uit Amerika kwamen talloze inspectierapporten, gedetailleerde beschrijvingen, processtukken, landkaarten, inventarissen, belastingkohieren en afrekeningen, evenals de correspondentie van de koloniale overheid en justitie, en de kerkelijke en handelsrapporten. Deze communicatie tussen moederland en kolonie was bijzonder breed van opzet en ze reflecteerde een werkelijke obsessie om zoveel mogelijk informatie bijeen te krijgen. Daarbij ging het lang niet alleen om het mogelijke profijt uit de mijnbouw van edele metalen en de handel. Spanje had vanaf de verovering de ambitie om de Spaans-katholieke maatschappij door kerstening en kolonisatie naar Amerika over te planten. Tot in de tweede helft van de achttiende eeuw beschikte Spanje in de Ameriks’s slechts over een beperkt bureaucratisch en militair apparaat. Dit had, samen met het groeiende besef van de vele en hoogst verschillende Indianen culturen, tot gevolg dat de koloniserende overheid na de gewelddadige periode van de ‘conquista’ eerder geneigd was voorzichtig te werk te gaan en compromissen te sluiten dan geweld toe te passen, zoals blijkt uit de vele justitiële verslagen. Hoewel de ‘pax hispanica’ tussen 1560 en 1800 zeker geen paradijs inhield en regelmatig werd verstoord door opstanden, was er toch sprake van een betrekkelijke rust, zeker in vergelijking met de eerste eeuw na de onafhankelijkheid. In de twee eeuwen dat het AGI nu bestaat heeft het in hoge mate bijgedragen aan onze kennis als Europeanen over onszelf, over onze ideeën over bestuur, economie en inrichting van de samenleving, over het vaak in hoge mate betwiste werk dat wij ‘aan de overkant’ hebben verricht, over de positieve en negatieve resultaten en tenslotte geeft de unieke collectie ons ook inzicht in de totstandkoming van onze eigen beeldvorming over Amerika.

Bijzonder verheugend is het dat het AGI in haar directeur Mevrouw Rosario Parra in samenwerking met de Rijksarchivaris Mevrouw Margarita Vázquez de Parga en de directeur-generaal de Bellas Artes y Archivos, José Luzón Nogué, zich bewust is van deze belangrijke taak. Naast de studiezaal, is er een afdeling reproductie en microfilm, en een afdeling beschrijving en conservering. Belangrijk zijn daarnaast de bronnenpublicaties en de samenwerkingsverbanden met anderen, evenals de door het AGI georganiseerde tentoonstellingen. Veruit de belangrijkste activiteit is echter het gigantische computerization project, gefinancierd door een particulier cultureel fonds, het Spaanse Ministerie van Cultuur en IBM. Alle documenten worden op de beeldplaat vastgelegd en zijn aldus te raadplegen. Wat we echter wel missen is het fysieke contact met de oude documenten. Dit is de prijs die wij voor de moderne vooruitgang moeten betalen. Dit gevoel werd in 1957 treffend beschreven door Dame Veronica Wedgwood: “Nothing seems to bridge the gap of the years so much as the unfolding and reading of ancient letters; the minute particles of sand which had long adhered in some thick down-stroke where the ink had been wet, and which detach themselves after three hunderd years to blow away and join with modern dust, seem to symbolize the telescoping of the years between then and now …”.*

Spaans-Amerika is het grootste gebied van recente ethnische en culturele vermenging op de wereld. Binnen 50 jaar na Columbus werd een gebied van Mexico tot Chili bezet, een afstand van meer dan 2,5 maal die van de Noordkaap tot Zuid- Griekenland. Later werd het gebied naar het noorden uitgebreid. Dat het archief ook de koloniale geschiedenis omvat van zeker de helft van de huidige Verenigde Staten zal u duidelijk zijn indien u de landkaart in uw programma bekijkt. In dit unieke historische proces waarin de Europese expansie op enorme schaal plaats had, vond één van de heftigste botsingen tussen beschavingen plaats. De vele en sterk van elkaar verschillende Indiaanse beschavingen werden plotseling geconfronteerd met een christelijke visie vanuit een Europese Renaissance cultuur. Op dramatische schaal heeft aanvankelijk een demografische catastrofe plaatsgevonden, waarbij vooral ten gevolge van uit Europa afkomstige besmettelijke ziekten de bevolking soms tot 10% van de oorspronkelijke stand terugliep, om niet te spreken van de Bahama’s of de Antillen, waar het kleine restant van de inheemsen geheel in de latere bevolking is opgegaan. Deze catastrophe heeft naast het systeem van de slavernij en de dwangarbeid enorme controverses bij de interpretatie van het verleden – niet alleen bij historici – ten gevolge gehad. Reeds in 1539 vond een discussie plaats over de mensenrechten, waaraan de grote pionier van het volkenrecht Francisco de Vitoria deelnam; dertien jaar daarna verscheen het geschrift van Las Casas waarin het optreden van een aantal van zijn landgenoten in Amerika wordt gehekeld en dat heeft bijgedragen tot de vorming van de ‘zwarte legende’, waarvan met name de Hollanders, de ‘hereges’, maar ook andere Europese landen in hun koloniale wedijver, zo gretig gebruik van hebben gemaakt. Voor eigentijdse historici en kroniekschrijvers komende uit een christelijke Europese traditie is het bijzonder moeilijk, bijkans onmogelijk geweest, begrip op te brengen voor de oorspronkelijke Indiaanse culturen. Dankzij het feit dat het AGI ideologisch strict neutraal is, is het archief een noodzakelijk uitgangspunt voor ieder gebleven. Hieruit moge blijken dat het AGI een essentiële rol speelt in de ontmoeting van Europa en Amerika. Aldus bevordert het archief in hoge mate het contact tussen Noord- en Zuidamerikaanse intellectuelen in de onderlinge wetenschappelijke discussie van hen allen. Het AGI maakt bovendien duidelijk dat de vele problemen waarmee men heden ten dage in Latijns-Amerika kampt teruggaan tot ver in de koloniale tijd. De lange periode waarmee de Nieuwe Wereld met zovele bevolkingsgroepen heeft leren omgaan kan leerzaam zijn voor de problemen die zich nu in de Eureopese samenleving aandienen. Carlos Fuentes meent dat Latijns- Amerika, zowel in de oude als in de nieuwe wereld, een mogelijk belangrijke bemiddelende rol zou kunnen spelen in de volgende eeuw op het gebied van vraagstukken over immigratie, politiek en cultuur. Deze bemiddelende rol waarin ook het AGI een plaats moet hebben brengt mij terug tot de geesteswereld van de naamgever van deze stichting.

In deze zin eren wij vandaag het Archivo General de Indias met zijn directeur, Mevrouw Rosario Parra en de rijksarchivaris, Mevrouw Margarita Vázquez de Parga. Gaarne moge ik u, Mijnheer de Minister, als vertegenwoordiger van het archief de Erasmusprijs overhandigen.

* C.V. Wedgwood, Leslie Stephen Lecture: The sense of the past, Cambridge 1957.