Laudatio

Dames en heren,

De Erasmusprijs bestaat vijftig jaar. Al die jaren is de toekenning en uitreiking weer een belangrijk evenement. Een halve eeuw Erasmusprijs is dan ook een goede reden om een ogenblik stil te staan bij de geschiedenis van deze onderscheiding. Bij de oprichting in 1958 hadden mijn grootvader en de andere betrokkenen het ideaal voor ogen van een nieuw Europa en een nieuw Europees burgerschap. De Erasmusprijs was dan ook bedoeld als een middel om personen publiek te bekronen voor hun verdienste voor een verenigd Europa. De culturele pendant van de Nobel Prijs. Europa is in die vijftig jaar niet stil blijven staan. Wij hebben nu te maken met de Europese Unie, waarin meer landen verenigd zijn dan men in 1958 had kunnen vermoeden. De achtergrond en het doel van de Erasmusprijs zijn gaande deze ontwikkelingen mee veranderd. Het Europese aspect is nog steeds de basis, maar de politieke motivering heeft geleidelijk aan plaats gemaakt voor een algemeen culturele en academische. De Erasmiaanse waarden van on-dogmatisch kritisch denken en tolerantie zijn steeds belangrijker geworden en vormen de belangrijkste motivatie voor de keuze van de laureaten.

Kijken wij naar de lijst van meer dan zeventig prijswinnaars van de afgelopen vijftig jaar, dan krijgen wij een mooi beeld van de indrukwekkende persoonlijkheden die hebben bijgedragen aan de Europese cultuur. Creatief, hooggeleerd, eigenzinnig, en oorspronkelijk. Zij geven een idee van de humanistische waarden die de Stichting Praemium Erasmianum nu vijftig jaar lang in het vaandel draagt. Er is een kleurrijke en voorname traditie gegroeid met de prijs. De Erasmusprijs draagt bij aan de uitstraling en de invloed van het werk van die mensen aan wie de prijs ten deel is gevallen.

Het kan u niet ontgaan, zeker u hier in Rotterdam: de naam van een van Nederlands’ beroemdste geleerden wordt gekoesterd en omarmd. Stichtingen, Europese uitwisselingsprogramma’s, universiteiten, scholen, bruggen, en straten dragen zijn naam. Wat Erasmus daar zelf van dacht weten we ongeveer. Hij had het niet zo op uiterlijk vertoon en spektakel. Erasmus tooide zich weliswaar met de naam Roterodamus, uit Rotterdam afkomstig, maar nam zelf afstand tot zijn geboortegrond met de opmerking dat een land niet ijdel mag zijn in de trots op een van zijn zonen, als die door eigen prestatie groot is geworden. ‘Wat is dwazer … dan in het brons op de markt te staan’, aldus Erasmus in de Lof der Zotheid. Uitgerekend die Erasmus heeft u hier op de markt gezet. Ook over ’s-Hertogenbosch, waar hij enige tijd de Latijnse school volgde, was Erasmus kritisch, met name over de sfeer en de kwaliteit van het onderwijs.
Erasmus heeft in vele steden gewerkt, waaronder Bazel, Brussel, Londen, Leuven, Freiburg. Als Erasmus het burgerschap van Zürich wordt aangeboden weigert hij dat met het argument dat iedere stad zich kan aantrekken: ik wil een wereldburger zijn die zich overal thuis voelt, of liever nog, zonder enige binding. Ubi bene, ibi patria was zijn motto, waar het goed is, is mijn vaderland. Voor Erasmus betekende dat de plaats waar zijn boeken stonden. Erasmus was kosmopoliet, wereldburger in de wereld van de zestiende eeuw. Een wereld, waarin de grenzen moeilijker te overbruggen waren dan nu, waarin de afstanden groter waren, de kennis van elkaars leven en geschiedenis kleiner, en waarin vliegtuig en mobiele telefoon niet bestonden. Een wereld, kortom, die slecht te vergelijken is met die van nu. En toch hebben we het opnieuw – of nog steeds? – over kosmopolitisme, wereldburgerschap.

Het ‘nieuwe’ kosmopolitisme, zoals je dat zou kunnen noemen, vindt zijn uitdrukking in economische betrekkingen zonder belemmeringen, in internationale handel, in veelvuldig reisgedrag, in gemeenschappelijke culturele producties, in culturele instituties als universiteiten, orkesten en sportteams, en in de wereldwijde aandacht voor mensenrechten als gemeenschappelijk criterium voor een ‘decent society’. Interculturele persoonlijke betrekkingen en identiteiten zijn daarmee een vanzelfsprekend gegeven in de moderne wereld.

Dit lijkt inderdaad zo vanzelfsprekend. Maar het ideaal is niet zonder problemen. Door het thema van de Nieuwe Kosmopoliet centraal te stellen vraagt de Stichting Praemium Erasmianum aandacht voor het spanningsveld dat bestaat tussen het morele ideaal van een grenzenloze samenleving zonder barrières van nationaliteit, religie en etnische afkomst, en de praktijk van alledag. Die wordt juist dikwijls getekend door een sterke ervaring van begrenzing, een praktijk die spanningen en oorlogen kent, veroorzaakt door ongelijke verdeling van informatie, grondstoffen en rijkdom, door verschillende sociaal-politieke systemen en tradities en door andere splijtstof die een vreedzaam samenleven van burgers belemmert. Wereldburgerschap is dan ook niet een gemakkelijk ideaal, het is de aanduiding van een attitude, een besef dat ondanks culturele en andere verschillen, het beheer van de wereld zich niet laat opsplitsen in van elkaar gescheiden deelverantwoordelijkheden. Milieuvervuiling, criminaliteit, klimaatverandering en mensenrechten zijn mondiale issues. Daarvoor is een aanpak nodig die staten en gemeenschappen overstijgt. Maar dat universele verantwoordelijkheidsgevoel moet wel ergens geworteld zijn. Anders wordt die kosmopolitische houding zo makkelijk vrijblijvend. Een lokale verankering, een ergens-thuis-horen hoeft niet strijdig te zijn met de kosmopolitische uitdaging. Deze kan zelfs een goede voedingsbodem, een hechte basis zijn voor een kosmopolitische houding.

De 21ste eeuw vraagt een meer kosmopolitische instelling van Europese burgers dan voorheen. Die blikverruiming is niet alleen economisch noodzakelijk, maar is ook cultureel verrijkend, zoals we zien in film, muziek, literatuur en eetcultuur. Nieuwsgierigheid en behoefte aan contact met andere culturen zouden in toenemende mate de drijfveren voor Europa moeten vormen, niet angst voor overvleugeling of zelfgenoegzaamheid. De Erasmiaanse waarden staan haaks op angst voor de Ander en verdragen zich slecht met overdreven nationalisme en unilateralisme. Het zijn deze humanistische waarden die ons uitgangspunt moeten zijn in de voortdurende strijd voor menselijke waardigheid.

Dames en heren, deze inleidende beschouwing is een opmaat tot de karakterisering van de Erasmusprijswinnaar van dit jaar. Een man die dit ideaal van wereldburgerschap op een bijzondere manier belichaamt, een Nederlandse intellectueel die men geregeld als columnist en essayist in buitenlandse bladen als The Guardian of The New York Review of Books kan aantreffen. Dat is Ian Buruma. Buruma heeft Chinees gestudeerd in Leiden, en film in Japan. Hij heeft gewerkt in Europa, Oost-Azië en Amerika. Zijn thematiek omvat de samenlevingen van Japan en China, film en literatuur, de verwerking van het oorlogsverleden in Japan en Duitsland, het beeld van het Westen bij zijn vijanden, en de relatie Oost-West.
Wie de ontwikkeling van Buruma overziet in de laatste vijfentwintig jaar, ziet een Hollandse student die zich vanuit een fascinatie voor het exotische van Japan heeft ontwikkeld tot de internationaal meest vooraanstaande essayist aangaande de verhouding van Oost en West. Buruma heeft zich steeds ingespannen om niet alleen informatief naar het Westen te zijn, maar ook om de waarden van een humane samenleving voor het Verre Oosten te propageren. Daarbij benadrukt hij steeds de waarde van het publieke debat, van de eigen verantwoordelijkheid en het bestaan van democratische instellingen. Hij wijst er voortdurend op dat mensen wel onderdeel van een cultuur zijn, maar dat die cultuur hen daarom nog geen levenswijze mag opleggen, noch in het Westen, noch in het Oosten. Dit is waar Buruma voor staat.

Buruma brengt zijn fascinatie over op een meesterlijke manier: ongekunsteld en zonder heel specifieke voorkennis te vereisen bij de cultureel en sociaal-politiek enigszins onderlegde lezer. Zijn eruditie en ervaring lijken vanzelfsprekend, Buruma laat de lezer daarin delen, geeft hem zinvolle en goed gedoseerde historische informatie, en maakt hem nieuwsgierig naar meer.

Zijn betoogtrant kenmerkt zich door een combinatie van kwaliteiten, zoals kritische wetenschappelijke analyse, betrokkenheid als moreel denkend mens, en het vermogen een problematiek in breed mondiaal verband te plaatsen, en daardoor van wat grotere afstand te beschouwen. Hij schrijft in een onopgesmukte en directe stijl, die de lezer als vanzelfsprekend betrekt bij het betoog, zonder doorzichtige retoriek of demonstratieve geleerdheid, en gelardeerd met wat ironie. Rustig, kritisch en scherp, dat zijn de kenmerken van zijn stijl.

Waarde heer Buruma, wij achten deze combinatie van capaciteiten zo bijzonder, wij vinden uw oeuvre en de waarden die u voorstaat van zo groot belang, dat wij die waardering graag door toekenning van de Erasmusprijs publiek willen onderstrepen. Mag ik u uitnodigen om naar voren te komen, zodat ik u kan bekronen met de versierselen van de Prijs.