Dankwoord

Majesteit, Koninklijke Hoogheden, waarde gasten en vrienden,

Mijn eerste woorden zijn woorden van opgetogenheid en dankbaarheid voor het ontvangen van de Erasmusprijs en voor deze schitterende viering. Ik wil het belang onderstrepen van stedenbouw voor het bepalen van de toekomst van onze samenlevingen en de invloed ervan op de hedendaagse cultuur.

Tijden van belangrijke transformatie in onze maatschappij
Toen we de 21ste eeuw met enthousiasme verwelkomden, werden we ons ervan bewust dat we een aantal nieuwe problemen hadden onderschat. Vooruitgang is niet oneindig en we moeten verspilling vermijden.
We moeten rigorous zijn in onze benadering van vooruitgang en onnodig alarm vermijden, zoals aangeduid met de term ‘risico-samenleving’. Onze samenleving heeft belangrijke uitdagingen het hoofd geboden in het verleden, zoals hygiëne in de 19de eeuw, en gezondheidszorg en moderne stedenbouw in de 20ste eeuw. Dus waarom zouden we niet met succes de huidige problemen te boven komen?
Er bestaat de neiging om beschaving te verwarren met burgerzin. Het eerste begrip verandert constant, beschavingen komen op en vergaan. Het tweede begrip heeft echter te maken met onze individuele gesteldheid, en op dit punt speelt het stadse leven een rol. Je zou kunnen stellen dat menselijke wezens ophouden wilden te zijn door middel van het collectieve leven dat zich voornamelijk in de stad afspeelt.

Stedenbouwkunde is een kwestie van ideeën en het is een creatief proces
Het ontwerpen van de stad is een sociale en politieke zaak, maar het is ook een zaak van cultuur en esthetiek, en het wordt voortgebracht door projecten en strategieën.
De dagelijke discussie over functionele waarden en de noodzakelijke doelmatigheid van de stad wordt gezien als een rationele vraag, maar er zijn ook kunstzinnige waarden. Aldo Rossi vergelijkt het logische en het analoge denken. Het eerste is gemakkelijk in woorden te omschrijven, terwijl het laatste een reeks beelden nodig heeft om over te komen, zoals affectieve voorwerpen en de herinnering die verbonden is aan een plaats. Iedereen herkent analogieën, zelfs al weet men niet hoe daar uitdrukking aan te geven. Beide vormen van denken zijn echter cruciaal als je ideeën formuleert die een project definiëren.
Stedenbouw en stedelijke architectuur hebben daardoor een creatieve component die tegelijk inventief en cultureel is, in staat de verbinding te maken met geschiedenis en geografie. Daar voelen we ons soms ongemakkelijk bij, maar we moeten die link kunnen beredeneren en uitleggen.
Dit creatieve proces wordt gemarkeerd door een belangrijke ontwikkeling in werktechnieken die onze mogelijkheden vergroten, maar het is ook van belang te erkennen dat er kunstvormen en disciplines zijn die ons helpen die analoge component beter te omschrijven.
Schilderkunst biedt nieuwe interpretaties van de stad die beslissingen kunnen inspireren in stedelijke ontwerp projecten, zoals in onze bijdrage aan de reorganisatie van het spoor en de centrale stedelijke ruimtes in Delft, door een herinterpretatie van het ‘Gezicht op Delft’ , het fascinerende schilderij van Johannes Vermeer uit 1660. In dit prachtige stadsgezicht wordt alles heel realistisch weergegeven door het effect van licht en wolken. Dit geeft een opvallend effect van symmetrie van de stad, waarin eenvoudige elementen ineens heel monumentaal worden. In het huidige project dient die sterke combinatie van schaalverhoudingen ertoe een centrale openbare ruimte te creëren door de belangrijkste infrastructurele werken die verankerd zijn in de grond. Op soortgelijke wijze toont El Greco’s interessante voorstelling in ‘Plattegrond en Gezicht op Toledo’ uit 1608 in detail de synthese tussen voorstelling en werkelijkheid. Daarmee laat hij de mogelijkheid zien om objecten en contekst te combineren, net zoals in de rehabilitatie strategie die vier eeuwen laten zou worden toegepast op het historische centrum van Toledo.
Die houding wordt ook aangeduid door Colin Rowe in Collage City, waarin hij oppert dat we een verzoening tot stand brengen tussen dit spanningsveld: enerzijds architectonisch object en anderzijds stedelijke structuur, vertegenwoordigd door twee steeds conflicterende tradities: de radicale positie die de stad ziet als theater van de profetie en de behoudende die de stad ziet als theater van de herinnering.

Lopende zaken
De huidige stad staat open naar het omringend gebied. Stadsmuren verdwenen in de 19de eeuw en de ringwegen die de stad scheidden van het onbebouwde gebied verdwijnen geleidelijk. Vandaag de dag moeten infrastructuren de slagaders van de stedelijke ruimte zijn, die het gebied samenweven en daarmee een andere relatie creëren tussen stad en land. Natuurlijke ruimte wordt een nieuwe component van stedelijke ruimte. We moeten de grenzen tussen ecologie en stedenbouw opruimen, want alleen op deze manier kunnen we duurzame steden maken.
Mobiliteit verandert met nieuwe vormen van communicatie, hoewel er geen afname is in het volume van beweging. Stadsbewoners van vandaag willen op elk moment hun eigen vorm van communicatie kunnen kiezen.
De architect die geïnteresseerd is in de stad ziet het als zijn taak om actie te nemen. Dat mondt uit in het stadsontwerp project, met zijn vele schalen en varianten. Veel mensen zullen overtuigd moeten worden bij zulke plannenmakerij; het is dan ook cruciaal dat de gedachten daarover gedeeld worden anders is mislukking vrijwel zeker.

Vooruit denken
Stedenbouwkunde geeft antwoorden op de huidige maatschappij, maar we hebben behoefte aan een vernieuwende, utopische benadering. Op dit punt zou de discussie tussen Erasmus en More relevant kunnen zijn.
De meest vermaarde werken van Erasmus, de Lof der Zotheid, en Thomas More, Utopia, kun je zien in de contekst van deze gezamenlijke benadering, ondanks verschillen in inhoud en ambitie. Hun werken zijn ontstaan in de overgang van Renaissance als een artistieke en culturele trend naar de Reformatie, met de ermee gepaard gaande sociale en politieke transformatie.
In Utopia is de stadsaanleg regelmatig, voor zover geografie dat toelaat, en elk huis heeft zijn tuintje met fruitbomen en planten. Het eiland is een federatie van steden en land is het voornaamste bezit in Utopia; het staat voor een belangrijke sociale waarde in het Europa van die tijd. De bewoners verhuisden elke tien jaar om grotere sociale mobiliteit te geven aan deze complexe opzet.
Erasmus leek dit soort ‘communisme’ in More’s opvatting niet te delen en voelde zich niet erg aangetrokken door zo’n strict gereguleerde samenleving, die riekte naar een klooster, zoals hij in zijn verhandeling schreef. Ook in zijn Lof der Zotheid kritiseerde hij de ideale wijze mens uit Utopia als iemand die volledig onmenselijk was en niet in staat tot menselijke gevoelens. Dan kunnen wij twee interessante radicale posities zien, vernieuwend en ideaal, om te verzoenen…

Enkele biografische opmerkingen
Barcelona is mijn vaste referentiepunt geweest tijdens mijn opleiding en oefening – eerst aan de LUB – in het ontwikkelen van nieuwe vormen van interpretatie van het fenomeen stad en het begrijpen van de enorme impact daarvan op de leefomstandigheden van de bevolking. Daarom dank ik mijn docenten en collega’s voor hun gestrengheid en vrijgevigheid. Het was een rijke periode die nog steeds inspireert in veel van mijn overwegingen van vandaag de dag. Barcelona is een stad met briljante episodes zoals Art Nouveau, met Gaudí en Domenech, en stedelijke projecen zoals de Eixample, ontworpen door Cerdà voor de stadsuitbreiding in de 19de eeuw, maar ook met perioden van grijze groei en speculatie tijdens de dictatuur na de Spaanse Burgeroorlog. Deze processen begrijpen was een vruchtbare beginperiode.
Ik wil ook de democratische leiders bij de Gemeente Barcelona danken die geloofden in onze mogelijkheden en ons vroegen met werk en ideeën bij te dragen aan de wederopbouw van buurten in de stad, de stad te openen naar de zee en er een levendige stedelijke economie van te maken. Barcelona is zonder twijfel een referentiepunt geworden voor goede stedenbouwkundige praktijk in Europa. Dit toont aan dat ontwerpen van een stad mogelijk is en moet werken op verschillende niveaus tegelijk. Daarbij moeten verschillende stakeholders betrokken worden wil het doeltreffend zijn.
Vervolgens had de gelegenheid om deel te nemen in Europa’s multiculturele discussie in de jaren ’90 een bepalende invloed. In het bijzonder was daar het contrast tussen Nederlandse werkelijkheid en vormen van interventie, zoals in Rotterdam, Den Haag, Amsterdam, Delft en Helmond. Daar bleek het mogelijk dat bepaalde vormen van strategische nationale planning samengingen met meer liberale, open processen in de ontwikkeling van steden en buurten. Het debat tussen stadsproject en vernieuwende architectuur, tussen publieke ruimte en landschap is de moeite waard geweest. De stedelijke traditie van figuren als Berlage en Van Eesteren is nog steeds zeer aanwezig.
Het contrast met andere culturen, zoals die van Italië, Frankrijk, Portugal, Duitsland of Zwitserland heeft geleid tot meer specifieke plannen voor elke plaatselijke werkelijkheid.
In het laatste decennium heeft mijn plaats in Cambridge bij de Graduate School of Design mij in staat gesteld nieuwe werkelijkheden met nieuwe ogen te bekijken: het contrast tussen de Nieuwe Wereld van Amerika en de Oude Wereld landen, China en India, en hun stedenbouwkundige uitdagingen. Zoals Cerdà zei met betrekking tot Barcelona: een goede methode om een stad te ontwerpen moet rekening houden met de dichtstbijzijnde werkelijkheid, maar die moet ook in zich opnemen wat in andere plaatsen gebeurt en dat allemaal interpreteren in overeenstemming met de vooruitgangscultuur van de tijd.
Bij al die opkomende realiteiten herontdekken we vragen waar de stedenbouwkundige dogma’s van de vorige eeuw overheen hebben gekeken, zoals de verdiensten van hoge dichtheid, de rijkdom van gemengd gebruik of de potentiële waarde van openbaar land in stedenbouwkundige strategieën. Die vragen hebben betrekking op zeer diverse voorwaarden voor de definitie van stedelijke vorm en de ontwikkeling daarvan. Wellicht kan de westerse cultuur zijn voordeel doen met die ervaringen in de nabije toekomst.

Misschien hebben we een nieuwe humanistische, kosmopolitische houding nodig…
Steden beantwoorden niet langer aan het idee van een ‘machine’, dat het stadsontwerp in de 20ste eeuw inspireerde. Vandaag de dag zijn zij processen die snel van vorm veranderen. Anders dan machines die bewegen zijn het eerder biologische metaforen.
Op dit punt zijn de figuur van Edgar Morin en het complex denken behulpzaam bij het ontcijferen en benaderen van complexe structuren, in processen waar hun ontwikkeling de regels verandert en zo nieuwe mutatiepatronen creëert. Uiteindelijk helpt ons dat een nieuwe eenvoud te bereiken in het plannen van het onbekende…
De vorm van de stad is het resultaat van talrijke ontwikkelingen, maar de configuratie van ‘ruimte’, zowel bebouwd als open, is ongetwijfeld de sleutel tot het juiste functioneren van de stad. Het is gemakkelijk het verleden te begrijpen en het heden te interpreteren; de toekomst ontwerpen vergt dat we beide doen. Maar de toekomst heeft geen vorm; die moet gecreëerd worden, en de vormgeving ervan is een van de moeilijkste en meest fascinerende taken die er zijn.
Dit lijkt opnieuw te vragen om een open, humanistische opstelling die de nauwe dogma’s van het verleden vermijdt; ook hier is het debat tussen More en Erasmus weer zeer relevant; laten we intelligent gebruik maken van die erfenis.