Dankwoord

Majesteit, Koninklijke Hoogheden, Excellenties, dames en heren

Het is een grote eer voor mij de Erasmusprijs te ontvangen. Ik weet niet goed hoe te antwoorden op de loftuigingen die ik net heb gehoord en op de bewoording van de Gronden van Verlening. Ik voel mij echter gesterkt door het feit dat het thema dit jaar gemeenschappelijke verantwoordelijkheid is. Het is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid dat ik hier vandaag ben. Het beste antwoord misschien dat ik kan geven is u te danken voor deze prijs en te zeggen dat u door mij te eren iedereen eert die de mensenrechten verdedigt – vaak met groot gevaar voor eigen leven – en dat ik deze prijs aan hen opdraag.

Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard was zo vriendelijk in zijn speech te verwijzen naar mijn ambtstermijn als President van Ierland. Het is zo dat ik gekozen werd op 9 november 1990, de eerste verjaardag van de val van de Berlijnse muur, en mijn verkiezing symboliseerde, denk ik, voor velen de grotere openheid van de Ierse samenleving. Terugkijkend kan ik zeggen dat het een buitengewoon opwindende tijd was om staatshoofd te zijn van een land dat zo’n ingrijpende verandering doormaakte als Ierland in de laatste jaren. De mensen ervaren een sfeer van voorspoed en vertrouwen in het moderne Ierland, zich realiserend dat het succes is verkregen door hard werken, verstandige omgang met de nationale financiën en door een vérziende blik door te investeren in onderwijs, waardoor het jonge arbeidspotentieel van het land de vruchten kan plukken van de technologische revolutie.

In 1625 schreef Hugo de Groot de vermoedelijk eerste uitvoerige verhandeling over internationaal recht in zijn werk Over het Recht van Oorlog en Vrede. Het is ontnuchterend te bedenken dat Grotius zo lang geleden al probeerde gedragsregels op te stellen voor staten en individuen en dan te bedenken welke afschuwelijke conflicten zich sindsdien hebben voorgedaan. Het is even ontnuchterend om de onderwerpen te bezien die een eeuw geleden op de agenda van de twee Haagse Vredesconferenties stonden – wapenbeheersing, menswaardig recht, de vreedzame schikking van geschillen – en te moeten erkennen dat wij aan het eind van deze zeer gewelddadige eeuw nog steeds geen definitieve oplossingen hebben gevonden voor deze problemen.

Dezer dagen worden moeilijke vragen gesteld over mensenrechten. Ik zie dat graag. Als mensenrechten resultaat willen hebben, moeten het principe en de effectiviteit de strengste toets der kritiek kunnen doorstaan. Moeilijke vragen worden ook gesteld over de kloof tussen de idealen van de mensenrechten beweging en het dagelijks zichtbare bewijs dat laat zien hoe weinig nog respect voor mensenrechten is ingebed in de samenleving. Alleen al dit jaar waren wij getuige van grove schendingen van de mensenrechten in Kosovo, Oost-Timor, Sierra Leone en het gebied van de Grote Meren, om maar een paar van de ergste voorbeelden te noemen. De centrale plaats van mensenrechten in het openbare leven moet tastbare resultaten voortbrengen om niet aan geloofwaardigheid in te boeten en cynisme te laten ontstaan. Ik geloof dat de grootste uitdagingen die voor ons liggen – het waarborgen van vrede en vooruitgang, het productief samenbundelen van de krachten van mondialisering, het goed omgaan met de snelle veranderingen van de wereld waarin wij leven – alle gebaseerd moeten zijn op respect voor mensenrechten. De boodschap van mensenrechten is duidelijk. Zij zegt tegen de armen, de onderdrukten en diegenen aan de rand van de samenleving: “Jullie zijn niet alleen. Jullie zijn niet machteloos. Jullie hebben rechten die universeel en fundamenteel zijn”. De laatste vijftig jaar is er grote vooruitgang geboekt in het aanleggen van maatstaven. Nu staan wij voor de nog grotere uitdaging om deze principes in praktijk te brengen.

Ik kom terug op de noemer waaronder deze prijs is toegekend: gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Voor deze bijeenkomst zei ik tegen Hare Majesteit dat ik blij ben met de uitdaging mij te richten op gemeenschappelijke verantwoordelijkheid, omdat vaak de nadruk ligt op de individuele mensenrechten. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens benadrukt het belang van dit concept waar in de Preambule verwezen wordt naar het feit dat: “de volkeren van de Verenigde Naties in het Handvest hun vertrouwen in de fundamentele rechten van de mens, in de waardigheid en de waarde van de mens en in de gelijke rechten van mannen en vrouwen opnieuw hebben bevestigd, en besloten hebben om sociale vooruitgang en een hogere levensstandaard in groter vrijheid te bevorderen”. De Preambule zegt verder dat: “Staten, welke Lid zijn van de Verenigde Naties, zich plechtig verbonden hebben om, in samenwerking met de Organisatie van de Verenigde Naties, overal de eerbied voor en de inachtneming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheid te bevorderen”.

Deze concepten van gemeenschappelijke verantwoordelijkheid en het besluit om gezamenlijk te handelen op basis van deze verantwoordelijkheden, worden ook nauwkeurig omschreven in Artikel 55 en 56 van het Handvest van de Verenigde Naties. Wat betreft de verantwoordelijkheden van individuen hebben voorvechters van mensenrechten beseft dat, net zoals wij rechten hebben vanwege het simpele feit dat wij mensen zijn, wij ook verantwoordelijkheden hebben ten aanzien van diegenen rondom ons. Er is een begrijpelijke aarzeling om te veel nadruk te leggen op verantwoordelijkheden en plichten, omdat het bekend is dat gewetenloze regimes aanvoeren dat plichten ten opzichte van de staat belangrijker zijn dan de rechten van het individu. De opstellers van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens hebben overwogen om, parallel aan de rechten die zij uitriepen, overeenkomstige verantwoordelijkheden en plichten op te stellen, maar zij realiseerden zich dat dit fundamentele rechten zou kunnen inperken of relativeren. Daarom is het punt van plichten opgenomen in één artikel, Artikel 29, dat zegt: “Een ieder heeft plichten jegens de gemeenschap, zonder welke de vrije en volledige ontplooiing van zijn persoonlijkheid niet mogelijk is.” Artikel 29 maakt duidelijk dat onze rechten niet geheel onbegrensd zijn. Het zegt verder: “In de uitoefening van zijn rechten en vrijheden zal een ieder slechts onderworpen zijn aan die beperkingen, welke bij de wet zijn vastgesteld en wel uitsluitend ter verzekering van de onmisbare erkenning en eerbiediging van de rechten en vrijheden van anderen en om te voldoen aan de gerechtvaardigde eisen van de moraliteit, de openbare orde en het algemeen welzijn in een democratische gemeenschap.” Naar mijn idee geeft Artikel 29 voldoende richting met betrekking tot de verantwoordelijkheden van individuen en het evenwicht dat bewaard moet worden tussen individuele vrijheid en de rechten van onze medemensen. Ik denk dat mensenrechten altijd gaan over gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. De onderliggende boodschap is dat wij behoren tot één wereldgemeenschap en dat wij verantwoordelijk zijn voor hetgeen in die gemeenschap gebeurt. Een paar weken geleden, toen de crisis in Oost-Timor op zijn hoogtepunt was, zei de Ierse dichter Seamus Heaney iets dat mij bijzonder aansprak. Hij zei: “Iedereen heeft medelijden en angst gevoeld bij deze tragedie. Maar ik denk dat wij ook iets geheel nieuws hebben ondervonden, en dat is het gevoel dat er een beroep op ons werd gedaan, een gevoel van aangesproken worden”.

Dat gevoel van ergens op aangesproken worden is een manier om te zeggen dat wij verantwoordelijk zijn voor de rechten van anderen, en niet alleen voor onze eigen rechten. Het speelt een sleutelrol in de strijd om mensenrechten in de samenleving te verankeren. Wij hebben verantwoordelijkheden, zowel als individuen alsook als leden van een groep, tegenover de mensen met wie wij samen leven en werken, tegenover ons land, tegenover de wereldgemeenschap. Dat is het wat dappere vrouwen en mannen beweegt om hun mond open te doen wanneer regeringen de rechten van burgers schenden. Dat is het wat maakt dat wij luisteren wanneer non-gouvernementele organisaties schendingen en tekortkomingen aan het licht brengen. De plicht die op regeringen rust om zich te kwijten van hun verantwoordelijkheden is duidelijk. Regeringen mogen dan een gedeelte van hun macht hebben overgedragen aan de krachten van de markt, waarop zij weinig invloed hebben, maar zij behouden ook vérreikende macht over burgers. De boodschap van de mensenrechten aan regeringen is: het is uw plicht wijs te regeren en de rechten van uw onderdanen te respecteren, omdat het niet aan u is deze rechten te geven of te nemen. Wanneer regeringen op een verantwoordelijke manier handelen, wanneer zij geleid worden door mensen met visie, hebben zij de macht om veel goed te doen. Ik denk aan de naoorlogse Europese leiders die beseften dat de cyclus van conflicten op dit continent beëindigd moest worden en die de handen ineensloegen voor de grote onderneming die nu de Europese Unie is. Dat is een uitstekend voorbeeld van gemeenschappelijke verantwoordelijkheid, hoewel de taak om vrede te verzekeren in Europa niet voltooid is zolang conflicten heersen op de Balkan.

Wij moeten niet denken dat mensenrechten iets abstracts is of iets dat andere mensen ver weg aangaat. In feite beginnen de mensenrechten thuis – zoals Dag Hammarskjöld het omschreef: “Engagement voor de grote zaak overschaduwt maar al te gemakkelijk de kleine. Maar zonder de nederigheid en de warmte die je moet ontwikkelen in de relatie tot die weinigen waarmee je persoonlijk te maken hebt, zul je nooit in staat zijn iets te doen voor velen.” Hoe meer ik zie van mensenrechten in actie, des te meer ik overtuigd raak van de waarde van gemeenschappelijke actie op locaal, ‘grassroots’ niveau. Er is verwezen naar mijn bezoek aan Sierra Leone in juni. Een van de meest afschuwelijke aspecten van het geweld daar, in het bijzonder in januari en februari van dit jaar, was de systematische verkrachting van jonge meisjes. Maar ik was diep onder de indruk van een ontmoeting met een vertegenwoordigster van de Federation of African Women in Education (FAWE) die negentig slachtoffers van verkrachting begeleidde in Freetown. Zij had voor de crisis met jonge meisjes gewerkt; zij kwamen gewoon bij haar; zij stond voor hen klaar en zij was er van overtuigd dat haar collega’s in heel Sierra Leone ook voor hen klaar zouden staan, zodra de vrede hersteld zou zijn. Dit is voor mij een mooi voorbeeld van echte gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Om het belang van deze ‘grassroots’ mensenrechten activiteit te onderstrepen heeft mijn Bureau, ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van de Universele Verklaring, een speciaal fonds opgericht dat een soort kleinschalige krediet-ondersteuning biedt voor het werk voor de mensenrechten.

Er zijn drie strategieën die ik met nadruk wil noemen, omdat zij een speciale rol spelen in het versterken van de cultuur van de mensenrechten. De eerste is preventie. Het voorkómen van schendingen van mensenrechten moet een grotere prioriteit krijgen dan op dit moment het geval is. Preventie is in vele gevallen een gewoon deel van ons leven, maar waar het om conflicten gaat wordt het meer beleden op papier dan in de praktijk. Wij moeten meer oog hebben voor de gigantische voordelen van het afwenden van schendingen van mensenrechten voordat zij plaatsvinden en de geperfectioneerde methoden van preventie, die wij thuis zo goed kennen, toepassen op het terrein van conflict preventie.

De tweede is verantwoording. De mogelijkheid tot verantwoording geroepen te worden is in feite een vorm van preventie, omdat er een waarschuwing van uitgaat dat diegenen, die grove schendingen van mensenrechten plegen, daar niet mee weg kunnen komen. Er zijn bemoedigende signalen dat nationale juridische autoriteiten het standpunt gaan innemen dat verantwoording afgelegd moet worden voor ernstige mensenrechten schendingen, waar, wanneer en door wie dan ook bedreven. Een grote stap vooruit is gezet met het aannemen van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafgerechtshof. In deze context zou ik graag de indrukwekkende bijdrage willen noemen die Nederland in de loop der jaren geleverd heeft aan de ontwikkeling van een effectief internationaal strafrecht systeem.

De derde strategie die ik wil ondersteunen is een grotere nadruk op economische, sociale en culturele rechten. Deze trits rechten krijgt minder aandacht dan de meer bekende burger- en politieke rechten, maar ik ben ervan overtuigd dat een blijvende cultuur van mensenrechten geen vaste grond kan vinden waar toegang tot voedsel, tot onderwijs en zelfs tot de basis gezondheidszorg ontbreekt.

Ikzelf kan moeilijk zeggen of de beschrijving van mij als ‘onafhankelijk van geest en onbuigzaam, maar niet een van ’s werelds geboren bemiddelaars’ terecht is. Met het eerste deel kan ik instemmen, over het tweede moeten anderen maar oordelen. Ik accepteer echter graag de omschrijving van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard van mij als ‘een van ’s werelds geboren activisten’. Zoals hij al zei, mensenrechten zijn te belangrijk om over te onderhandelen. Uiteraard der zaak wordt veel van mijn werk in beslotenheid met regeringen uitgevoerd. Ik zal niet mijn stem verheffen om publieke uitspraken te doen als stille diplomatie resultaten kan boeken. Maar ik zal geen compromis zoeken en niet aarzelen uitspraken te doen als de gelegenheid daartoe aanleiding geeft. In mijn positie van Hoge Commissaris voor de Mensenrechten heb ik de taak op mij genomen om te luisteren: luisteren naar de pijn en woede van slachtoffers van schendingen; luisteren naar de bezorgdheid en angsten van de verdedigers van mensenrechten. Ik zal doorgaan met luisteren en doorgaan met spreken voor diegenen die geen stem hebben of wier stem wordt genegeerd.

Ik wil afsluiten met een citaat van Aung San Suu Kyi die in de ware zin des woords leeft naar de waarden waar zij voor staat: “Aan de wortels van de menselijke verantwoordelijkheid ligt de idee van volmaaktheid, de drang deze te bereiken, het inzicht een weg er naar toe te vinden en de wil dat pad te volgen; misschien niet tot het einde, maar in ieder geval voor zover nodig is om boven individuele grenzen en belemmeringen van buitenaf te stijgen. Het is de visie van de mens van een wereld met een rationele, beschaafde mensheid die maakt dat hij durft en lijdt om samenlevingen te bouwen waar gebrek en angst ontbreken. Concepten zoals waarheid, rechtvaardigheid en medeleven kunnen niet als clichés opzij gezet worden aangezien deze vaak het enige bolwerk zijn tegen nietsontziende macht.”

Ik dank u nogmaals voor deze prijs, waaraan ik hoge waarde toeken. Het prijsgeld zal ik bestemmen voor de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid die mijn Bureau heeft ten aanzien van de inheemse volkeren; en ik weet dat zij dat zeer zullen waarderen. Ik dank u wel.