Dankwoord

Majesteit, Koninklijke Hoogheden

Ik voel mij diep geroerd; door het feit dat ik hier in het paleis ben, dat ik de Erasmusprijs heb ontvangen en dat ik heb mogen luisteren naar de muziek.

Ik ben vooral geroerd door deze prijs, omdat hij genoemd is naar Erasmus, een man die een paar eeuwen geleden een van de vrije geesten van onze Europese cultuur was. Hij was een van de vormgevers van de Europese cultuur. Hij werkte samen met Italianen en met Thomas More, ook zo’n groot man. In dezelfde periode was er in Italië een andere man (eigenlijk had hij niet veel contact met Erasmus), die afwisselend werkte in Florence, Venetië en Padua; zijn naam was Galileo Galilei.

Van Galileo is de uitdrukking ‘provando e riprovando’ wat betekent ‘steeds maar weer opnieuw proberen’, hetgeen zo sterk de echte liefde uitdrukt – die ook de mijne is – voor het onderzoek, de research, het experiment. Het is iets dat heel sterk is ingebed in mijn – ik moet zeggen óns – DNA; het is een deel van onze cultuur. Dit gebeurde slechts een paar honderd jaar geleden, in de tijd van de grootvaders van onze grootvaders; eergisteren, niet meer dan dat. Dit is zeker een van de redenen waardoor ik vooral geroerd ben.

Nu we het hebben over vaders en grootvaders; ik werd geboren in een familie van aannemers. Mijn vader was aannemer en mijn grootvader was eveneens aannemer. Ik had het geluk op te groeien in een gezin waar je als kind al wist wat je later zou worden. Ik heb veel tijd doorgebracht op bouwterreinen, spelend met materialen, terwijl ik vol bewondering mijn vader gadesloeg; de volgende dag kon ik dan iets maken uit ruwe materialen. Dat was een intens onderdeel van mijn opvoeding, net als mijn liefde voor lezen, waarbij ik ook nog het geluk had op te groeien in een kleine antieke stad, een stad met een zeer rijke geschiedenis, Genua. Genua was de Italiaanse republiek die eeuwenlang gevochten heeft tegen Venetië, een behoorlijk sterke en machtige stad met een zeer rijk en dichtbebouwd historisch centrum. De liefde voor die oude smalle straatjes, de compacte materialisatie van de geschiedenis staan voor altijd op mijn netvlies, evenals de aanblik van de haven. De haven van Genua was een geweldige plek voor mij, een plek van avontuur. (Ik probeer u een paar ansichtkaarten te laten zien uit mijn jonge jaren; het zijn slechts ansichtkaarten maar ze staan diep in mijn ziel gegrifd). De oude dichtbebouwde stad was een plek van geborgenheid; de haven was een plek van avontuur. Avontuur, reizen, ontdekken en weggaan: een plek als uit een droom. U weet allemaal dat iemand eens heeft gezegd dat alles al eens op jonge leeftijd, in de kindertijd, is uitgevonden en dat je de rest van het leven doorbrengt met het opgraven van wat je toen hebt opgebouwd. Dit is zeker bij mij het geval.

Er is natuurlijk een moment geweest dat ik het besluit moest nemen om mijn vader te vertellen dat ik architect wilde worden. Hij keek mij aan en vroeg waarom ik ‘maar’ architect wilde worden en geen aannemer. Een architect is veel minder dan een aannemer: een aannemer maakt alles, het plan maar ook het gebouw zelf, hij maakt de calculaties, kortom doet alles. De oude man had natuurlijk gelijk, absoluut. Toch doorliep ik de architectuur opleiding, maar ik ben die woorden nooit vergeten en dit is ook de reden dat ik mijn bureau ‘bouwwerkplaats’ heb genoemd; omdat het een plek is waar we informatie uitwisselen, niet alleen over de bouw maar ook over andere disciplines. Dit is sinds lange tijd het geval. Op het kantoor en in ons team hebben wij altijd gewerkt met veel mensen met verschillende achtergronden en uit verschillende disciplines.

Laten we nu weer even terugkeren naar deze prachtige muziek die zojuist gespeeld is. Ik ben erg blij met deze verrassing – het is echt een verrassing voor mij – en ook al is Luciano Berio hier niet aanwezig, moet ik u, maestro, bedanken voor de voortreffelijke vertolking. Luciano Berio is een van die mensen met wie ik discussieer over muziek en architectuur, waarbij opvalt hoe bepaalde vakgebieden op elkaar lijken: muziek, literatuur, kunst en wetenschap. Al die dingen zijn lange tijd in de dertig jaar van mijn beroepsleven met elkaar verbonden geweest. Het is iedere keer weer verbazend te merken hoe deze vakgebieden op elkaar lijken. Creativiteit is voor iedereen hetzelfde: je hebt dezelfde soort angst, dezelfde spanning. Soms moet je wachten, terwijl je halstarrig naar het donker kijkt – architecten, musici, ingenieurs, schrijvers. Al deze zaken zijn wezenlijk hetzelfde, ze verbinden in feite het werk van iedere kunstenaar, van ieder creatief persoon. Als ik mijn 30-jarige professionele loopbaan naloop – en met name kijk naar de uitwisseling en verrijking door de ervaring met andere disciplines – besef ik dat dit een van de fundamentele aspecten van mijn ervaring is geweest.

Ik ben in mijn leven veel mensen tegengekomen, die een gevangene waren van mystificaties: er zijn bijvoorbeeld veel verzinsels ten aanzien van de contradictie tussen vrijheid en discipline; maar wanneer je met creatieve mensen samenwerkt, zelfs al zijn ze van verschillende disciplines, weet je dat er geen sprake is van een tegenstelling. Als kunstenaar heb je vrijheid nodig, maar ook discipline, anders ben je verloren; daarom zijn deze dingen niet met elkaar in tegenspraak, zij zijn eigenlijk twee manifestaties van het creatieve proces op hetzelfde moment. Soms worden kunst en technologie ook gezien als tegengesteld, waarbij de kunst heilig is en technologie slechts een instrument van de kunst. Dit is absoluut belachelijk, iedereen weet dat dit niet waar is. Kunst en technologie zijn de twee gezichten van hetzelfde probleem: creëren. Creatie is in feite een circulair proces. Je hebt een idee, je gaat aan het werk en vanuit het werk keer je terug naar het idee en van het idee ga je weer terug naar het werk. Door zo te handelen verrijk je het proces. Het is absurd om te denken dat technologie (’tekné’, zoals de Grieken het noemden) zoiets is als de goede ideeën op de juiste plaats zetten. Ik geef altijd het voorbeeld van een goede pianist, die met zijn ogen dicht zomaar wat zit te spelen; dit is alleen mogelijk omdat hij zoveel techniek heeft in zijn handen, ’tekné’, dat hij die zelfs kan vergeten: hij sluit zijn ogen en speelt. Het is dan erg moeilijk om te onderscheiden wat kunst is en wat techniek.

Er is ook veel mystificatie als we praten over instinct en rationaliteit; soms merk ik bijvoorbeeld, zelfs na een 30-jarige loopbaan, dat ik instinctief reageer; maar als ik er beter over nadenk besef ik dat het helemaal niet instinctief is: het is een soort accumulatie van ervaring, van een zeer zorgvuldig en rationeel opgebouwde ervaring die mij de mogeljkheid geeft om mijn instinct te volgen. Als je deze capaciteit hebt opgebouwd is het niet irrationeel, maar instinctief; deze twee begrippen staan niet tegenover elkaar, ze zijn niet tegengesteld aan elkaar.

Uiteindelijk, en dit is waarschijnlijk het belangrijkste in dit land en in alle Europese landen, is er geen tegenstelling tussen traditie en moderniteit. Het muziekstuk, waarnaar wij zojuist geluisterd hebben, is hier een voorbeeld van. Luciano Berio is de wereld rond gegaan, waarbij hij bij wijze van spreken overal wat vandaan gehaald heeft en die melodieën meegenomen heeft, waaruit hij een fantastische mengeling van moderniteit en traditie gemaakt heeft. Dit is het belangrijke punt: traditie en moderniteit leven naast elkaar. Ik houd veel van onderzoeken, experimenteren en moderniteit, maar tegelijkertijd houd ik veel van traditie. Ik heb een grote, dankbare liefde voor de traditie en ik denk dat dit voor ons allen en voor de gehele Europese cultuur – zeker voor mijzelf – is wat wij de geest van het humanisme moeten noemen. Dank u wel.