Laudatio

Wanneer wij dit jaar een architect als prijswinnaar hebben gekozen dan veronderstelt men dat het blijkbaar zonder meer duidelijk is wat goede architectuur is. Wat is architectuur?
Een geslaagde inperking van de ruimte, het bieden van beschutting en veiligheid, het scheppen van een overzichtelijke, functionele en harmonische leefomgeving? Gaat het om het creëren van een esthetisch object of om een gebouw als machine? Dient een gebouw aan te sluiten bij de omgeving en de traditie of juist hierop een reactie te zijn? Zo kunnen wij talloze vragen stellen, waarop wij diverse antwoorden kunnen geven. Kijken wij terug in de geschiedenis dan zien wij ook dat elke tijd haar eigen opvattingen over architectuur heeft. Het probleem in onze tijd echter is dat er geen éénsluidende opvatting over architectuur meer bestaat. Onze laureaat van vandaag noemt ons “onwaardige erfgenamen van ons verleden…. We hebben kans gezien onze steden te doen verworden van centra van cultuur tot plaatsen met een cultuurlóze uitstraling. Absoluut vreselijk, ongeschikt om in te wonen. Waarom vinden wij onze oude steden zo mooi? … Omdat zij doordrenkt zijn met cultuur, van de cultuur van de metselaar tot en met de cultuur van de architect, beiden door regels gebonden, maar tegelijkertijd vrij in hun eigen vak”. Sterker nog, door de bezuinigingen, activiteiten van project-ontwikkelaars en snelle winstmakers, dreigt een architect tegenwoordig soms tot louter uitvoerder te worden die, zodra zijn werk de practische eisen overstijgt, zijn toevlucht neemt tot willekeurige improvisaties of gimmicks. Is het verwonderlijk dat een zojuist verschenen boek over hedendaagse architectuur als ondertitel draagt ‘architecture in an age of nihilism’?*

Hoe stimulerend, inspirerend en verfrissend is het wanneer wij geconfronteerd worden met het werk van onze laureaat. Door de zojuist getoonde beelden hebben wij daar al een indruk van gekregen. Van jongs af aan bent u geïnteresseerd geweest in bouwplaatsen, intelligente constructies en zo licht mogelijke oplossingen. De impressies van het wisselende licht, het contrast van de oude stad en de open zee en de bollende zeilen die u voor de kust van Genua als jongen zag, zullen u uw leven lang begeleiden.

U bent geen theoreticus of filosoof, maar voor alles een ambachtsman, een intelligente constructeur en experimentator. Dogmatiek wijst u af, steeds staat u open voor nieuwe ideeën. Opvallend is dat u niet teruggrijpt op de oude Italiaanse traditie, maar veeleer uw inspiratie vindt in de vormen van de gothiek, de art nouveau en het functionalisme. Toch beschouwt u de 15-eeuwse Florentijnse architect Brunelleschi, de bouwer van de beroemde Domkoepel in Florence, als uw grote voorbeeld: de ambachtsman die alle elementen van het métier beheerst, bij wie nog geen sprake is van een scheiding tussen de intellectuele conceptie en handwerk. Geen wonder dat u al vroeg – in 1964 – bevriend raakte met Jean Prouvé, de Erasmusprijswinnaar uit 1981, die dezelfde belangstelling had en uw geestelijke vader zou worden. Het was onder anderen Prouvé die, als voorzitter van de toenmalige jury in 1971, uw ontwerp koos uit de 750 inzendingen voor het bekende Centre Pompidou. Later noemde u deze revolutionaire tentoonstellings- en communicatiemachine, dit open samenstelsel van buizen, kabels, trekankers, pijpen en glaswanden, een voorbeeld van Jules Verne-achtige technologie, een soort grap, een sociale uitdaging aan het concept van de geïnstitutionaliseerde cultuur. Na de voltooiing van dit brok handwerk werd u begrijpelijkerwijs ingedeeld bij de high- tech architecten. Spoedig echter nam u daarvan afstand door steeds meer de nadruk te leggen op de immateriële kanten van de architectuur. Ik bedoel hiermee het licht, het geluid, de kleur, de atmosfeer van de ruimte. Steeds tracht u een maximum aan cohesie en kracht te paren aan een minimum aan materie. Het zijn deze eigenschappen die uw architectuur die humane ‘gentle touch’ geven waardoor wij een bijkans poëtische ervaring ondergaan bij het zien van uw constructies. Hiermee bevestigt u de uitspraak van de 19e eeuwse Duitse bouwmeester Schinkel: “Architektur ist mit Gefühl erhabene Konstruktion”. Het duidelijkst komt dit wellicht tot uiting in een van uw laatste creaties, het Kansai Airport in Osaka.

Door gebruik te maken van hoogst geavanceerde computer programma’s weet u vakmanschap, techniek en wetenschap te laten samenvallen. Hierdoor ontstaat een biomorphe vorm, niet op grond van bepaalde stylistische principes of een vooropgezet idioom, maar als logisch gevolg van technische en doelmatigheidseisen, zoals een vis de ideale vorm heeft voor het zwemmen in het water en een vogel voor het vliegen in de lucht. Maar zoals er vele verschillende vogels en vissen zijn, zo zijn er vele succesvolle gebouwen. De uwe echter onderscheiden zich door een ‘je ne sais quoi’ dat de kwaliteit van uw werk uitmaakt. Het essentiële is dat u niet beheerst wordt door de techniek, maar dat u de techniek beheerst en er optimaal gebruik van maakt. Daarmee bent u in deze tijd voor ons allen een voorbeeld.

Hoewel uw architectuur verre van klassiek is in de traditionele zin des woords is het het organische en humane aspect van uw werk dat de verbinding vormt tussen het zien en het begrijpen. Dit doet mij denken aan wat Geoffrey Scott schreef in een van de mooiste boeken over architectuur: “Onbewust omkleden wij de architectuur met menselijke betrokkenheid en emoties. Wij vertalen de architectuur in ‘onze’ termen. De wetenschappelijke methode is rationeel en praktisch bruikbaar, maar de naïve, de menselijke wijze, die de wereld vermenselijkt en verklaart naar analogie van ons eigen lichaam en geest, blijft de esthische manier; het is de basis van de poëzie en het fundament van de architectuur. Het is de wijze van de poëtische ziel, die van alle tijden en plaatsen is, die de uiterlijke wereld menselijk maakt”.**

Terecht hebt u de architectuur een vervuilde kunst genoemd. Immers de architect wordt niet alleen gevoed, maar ook verstoord door de samenleving. In deze paradox vindt de architectuur zijn bestaansrecht en dient zij een pioniersfunctie te vervullen, omdat zij de ontwikkelingen en eisen van de samenleving op de voet moet volgen. Voor de verlangens van de samenleving hebt u een uitzonderlijk gevoelig oor. U bent, zo werd mij verteld, een excellente communicator en u kunt goed luisteren. Luisteren zowel naar de samenleving en de traditie, maar ook naar de natuur en de genius loci. Met de door u opgezette, hoogst originele, mobiele werkplaatsen, voorlichtings- en onderzoekscentra voor restauraties van oude stadskernen in Italië hebt u een onmiddellijk contact met de bevolking bewerkstelligd. In Berlijn wacht u een geweldige stedebouwkundige opdracht: de herbouw van de traditie geladen Potsdammerplatz. U zult mensen, traditie en kennis moeten samenbrengen om stedebouw en architectuur niet uiteen te laten vallen zoals in onze dagen vaak gebeurt. Het is steeds deze dialoog die u ervoor behoedt het slachtoffer te worden van een mystificatie en ongetemde creativiteit en van een artistieke houding zonder zelfbeheersing, zoals u dat zelf hebt uitgedrukt.

Omdat u zich zorgvuldig rekenschap geeft van de omstandigheden bij elk nieuw project, kent uw werk een grote diversiteit, temeer daar de evolutie van uw werk parallel loopt met de nieuwste ontwikkelingen op technisch terrein. U wijst erop dat restauratie en aanpassing aan de genius loci veel moeilijker is dan nieuwbouw zonder meer. Wij zijn dan ook zeer benieuwd naar het te bouwen Science Center aan het IJ te Amsterdam. Bij u heeft de dialoog en het luisteren nog een bijzondere vorm gekregen. Het is een bijzonder opvallend facet van uw persoonlijkheid dat al uw werk voortkomt uit de door u in 1981 opgezette Building Workshop met vestigingen in Genua, Parijs en Japan. Door u geïnspireerd, geleid en geanimeerd wisselen tientallen specialisten, waaronder opvallend veel jongeren van talrijke nationaliteiten, hun ideeën uit over een project, de uitwerking, de materiaalkeuze, de detaillering etc. Ook zij, de medewerkers van uw ’tempel van vakmanschap’, delen in de eer die wij u vandaag bewijzen.

Uw inventiviteit en uw gave van samenvatting en vereenvoudiging en – mogen we het woord nog gebruiken – uw smaak volgens de beste Italiaanse traditie zijn beslissend. Zo kunnen wij tenslotte wellicht toch zeggen dat wij weten wat goede architectuur is. De schepper is een generalist met een multidisciplinaire belangstelling, die op humane wijze ambacht en de meest geavanceerde techniek met de traditie, de natuur en de mens in zijn werk verenigt. Zulk een architect mag, met de woorden van uw beroemde 15e eeuwse voorganger Leon Battista Alberti, tot de grote weldoeners van de mensheid worden gerekend.

Het is daarom dat ik u gaarne de Erasmusprijs 1995 overhandig.

* Roger Scruton, The Classical Vernacular. Architectural principles in an age of nihilism (1994)
** Geoffrey Scott, The Architecture of Humanism (1914), New York/London, 1975, 159-163