Laudatio

Het is een van de karakteristieke eigenschappen van de mens dat hij geneigd is het verleden steeds zonnig en posititef te beschouwen. Wie zijn jeugd in herinnering roept ziet veelal een zonnige omgeving en vergeet hoe vaak het regende. Het is deze onbewuste maar vaak ook bewuste neiging niet alleen van de individuele mens, maar ook van volkeren en hele generaties om de waarheid te verdringen en het verleden te vervormen en te kleuren ter wille van een illusie. Alleen gesteund door een dergelijk positief beeld van ons verleden zijn wij in staat onze dagelijkse werkelijkheid te verdragen en ons positief ten opzichte van de toekomst op te stellen. Het paradoxale echter is dat hoe meer wij de historische waarheid verdringen des te groter de kans is dat het kwaad uit het verleden zich herhaalt; anderzijds dat hoe intensiever en realistischer wij ons in de ellende van het verleden verdiepen, met de uiteindelijke bedoeling om van de geschiedenis te leren, des te sterker ook weer onze neiging wordt om alles tenslotte met een zucht achter ons te laten.

U, Herr Wiesenthal, behoort echter tot die uitzonderlijke categorie mensen die na de gruwelijkste en aangrijpendste verschrikkingen van de Nazi-concentratiekampen te hebben doorgemaakt, wordt gedreven door een zoeken naar waarheid en gerechtigheid om, zoals u zegt, uw wonderbaarlijke overleven te rechtvaardigen. U hebt de zin in het leven hervonden door een pogen de gerechtigheid te herstellen door diegenen die de miljoenen Joden en mede-gevangenen in de getto’s en de concentratiekampen hebben vermoord, vernederd en gemarteld, ter verantwoording te roepen.

Gesteund door een fenomenaal geheugen en een enorme werkkracht, maar vervuld van een bewonderenswaardige distantie en sobere berusting, wars van haatgevoelens, heeft u bereikt dat de verja ringstermijn voor oorlogsmisdaden in Oostenrijk en Duitsland ongedaan is gemaakt. Ons aller streven dient te zijn jongere generaties deelgenoot te maken van het verleden. In uw boek ‘Recht nicht Rache’ schreef u: “Uberleben ist ein Privileg, das verpflichtet. Ich habe mich immer wieder gefragt was ich für die tun kann, die nicht überlebt haben. Die Antwort die ich für mich gefunden habe (und die keineswegs die Antwort jeder Uberlebenden sein muss) lautet: ich will ihr Sprechrohr sein, ich will die Erinnerung an sie wachhalten, damit die Toten in dieser Erinnerung weiterleben können. Aber wir, die Uberlebenden, sind nicht nur den Toten verpflichtet, sondern auch den kommenden Generationen. Wir müssen unsere Erfahrungen an sie weitergeben, damit sie daraus lernen können. Information ist Abwehr”.

Maar even later schrijft U: “Obwohl ich immer hoffe, dass wir aus der Geschichte lernen, habe ich zugleich die Angst, dass wir nichts dazu lernen können und dieselben Fehler unter neuen Bedingungen wiederholen. Dazu zählt dass wir meinen, die Demokratie sollte nicht gleich alle ihre Muskeln anspannen, um faschistische Gruppen zu bekämpfen. Dazu gehört, dass wir Angst haben, Recht gegen das Unrecht einzusetzen …”.

Gezien de ontwikkelingen in de wereld om ons heen blijken uw waarschuwingen niets aan actualiteit te hebben ingeboet. In uw historisch onderzoek hebt u gewezen op de parallellen tussen de anti-Joodse maatregelen in Spanje in 1492 en die in Duitsland in de jaren dertig. Het is de aanleiding voor u geweest uw publicatie samen te stellen ‘Jeder Tag Gedenktag’, waarin u bij elke dag van het jaar door de eeuwen heen verwijst naar een of meer voorvallen in het kader van de vervolging van de Joden. Het is overigens een wonder dat de Joden na de onderdrukking door Egypte, de Babylonische ballingschap, de Perzische overheersing, de vervolging door de Romeinen, de Spaanse inquisitie, de progroms door de tsaren en de communisten en genocide door de Nazi’s, hun identiteit hebben weten te behouden. De Holocaust kan men echter niet vergelijke met de vervolgingen uit het verleden. Zij is veel bedreigender, omdat de genocide waarvan u getuige bent geweest en waarin zoveel miljoenen mensen zijn vermoord, alleen mogelijk was in onze tijd en door onze moderne beschaving. Met andere woorden de gebeurtenissen staan niet in contrast tot onze beschaving maar zijn juist door die beschaving tot stand kunnen komen. Het bedreigende voor ons allen is dat de elementen en de maatschappelijke condities die de Holocaust mogelijk hebben gemaakt nog steeds aanwezig zijn en dat wij eigenlijk geen duidelijk besef hebben hoe onze samenleving, bureaucratische structuur en technologie functioneert. “Die Verbindung von Hass und Technologie ist die grösste Gefahr der sich die Menschheit aussetzt”, schreef u, Herr Wiesenthal. Wanneer haat jegens een minderheid in combinatie met technologie samenvalt met een algehele staatsmacht, een maatschappelijk ideaal en een perfect en efficiënt werkende bureaucratie, zoals het geval was in Nazi- Duitsland en de Sovjet-Unie, zijn de ideale condities geschapen voor een toekomstige Holocaust.

Tijdens uw onderzoekingen hebt u, Herr Wiesenthal, er meermaals op gewezen dat de plichtsgetrouwe uitvoerders van de Holocaust voor het merendeel gewone mensen waren, geenszins pathologisch of abnormaal. Zij gaven uitvoering aan een rationeel plan van ‘social-engineering’ en ‘social-gardening’ waarbinnen hun bureaucratisch-technische, in hun ogen zelfs creatieve, activiteit geen intrinsieke morele waarde had, maar het gevolg was van een geroutineerd economisch-sociaal gebeuren. Een en ander strookt geheel met het verbijsterende onderzoek van twee moderne Amerikaanse psychologen, Milgram en Zimbardo, die immers hebben aangetoond dat in beginsel bijna ieder mens in staat moet worden geacht onmenselijke handelingen te verrichten indien de sociale context dit vraagt. Onze moderne, democratische samenleving heeft dus met een uiterst actueel gevaar te maken waartegen alleen een sterk pluralistische maatschappij zich vermag te weer te stellen en waarin de stem gehoord kan worden van diegenen die een onafhankelijk, moreel standpunt innemen. Zoals Stefan Zweig achrijft in zijn biografie van Erasmus: “… immer wieder bricht der Glaube an eine mögliche Befriedung der Menschheit gerade in den Augenblicken eifervollster Verzwistung durch, denn die Menschheit wird nie und niemals leben und schaffen können ohne diesen tröstlichen Wahn eines Aufstiegs ins Sittliche, ohne diesen Traum einer letzten und endlichen Verständigung. Und mögen die klugen und kalten Rechner immer wieder von neuen die Aussichtslosigkeit des Erasmischen erweisen und mag die Wirklichkeit ihnen abermals und abermals recht zu geben scheinen: immer werden jene vonnöten sein, die auf das Bindende zwischen den Völken jenseits des Trennenden hindeuten und im Herzen der Menschheit den Gedanken eines kommenden Zeitalters höheren glaübig Humanität erneuern”.

Ook u, Herr Wiesenthal hebt ervaren dat er desondanks gelukkig altijd individuen zijn die een onafhankelijk standpunt innemen en zich fatsoenlijk gedragen. Aldus hebt u twee Duitsers die met schone handen uit de oorlog gekomen zijn uitgenodigd bij het huwelijk van uw dochter. Dit, dames en heren, doet ons het vertrouwen bewaren in het laatste goede in de mens, zoals Anne Frank in haar dagboek schreef; dit ook geeft ons hoop, het is als een licht in de duisternis, dat ons duidelijk maakt dat de uiteindelijke morele keuze bij elk individueel mens ligt. Deze gedachte over te brengen aan komende generaties is onze taak.

Met deze woorden wil ik u gaarne de Erasmusprijs overhandigen.