Laudatio

Uitgesproken door ZKH de Prins van Oranje 18 november 2005

‘Je kunt niet begrijpen waar Newton mee bezig is in de jaren vanaf 1660, zoals experimenteren met prisma’s en zonlicht, als je je niet realiseert dat hij geobsedeerd is door de problemen van godsdienst en god. Licht interesseert hem omdat het het principe is van goddelijkheid, of de wijze waarop schepping plaats vindt. Als je je realiseert wat de betekenis van die experimenten was voor Newton, in theologische termen, dan wordt duidelijk hoe verschillend de intellectuele omgeving was van de onze.’ (1)

Het gebied waarop in 2005 de Erasmusprijs wordt uitgereikt is omschreven als ‘Geschiedenis van de wetenschappen in relatie tot cultuur en maatschappij.’ Als in geen ander domein, worden in de wetenschappen de Europese verlichtings-idealen van vooruitgang en rationaliteit belichaamd. De wetenschappen vormen daarmee een belangrijke drager van de maatschappelijke en culturele identiteit van Europa dat zich, in de klassieke analyses van de socioloog Max Weber, van samenlevingen elders en eerdere culturen zou onderscheiden door zijn rationaliteit. Door de ontwikkeling van kennis te documenteren en daarbij het rationele en cumulatieve karakter van wetenschappelijke kennis te benadrukken, heeft de wetenschapsgeschiedenis de bijzondere plaats van de wetenschappen in cultuur en maatschappij nogmaals versterkt.
In de afgelopen decennia is de beoefening van de wetenschapsgeschiedenis echter veranderd. Van een tijdverdrijf voor wetenschapsbeoefenaren op leeftijd is het vak een eigenstandige discipline geworden, met eigen tijdschriften, eigen professionele standaarden en een eigen, nieuwe visie op het verschijnsel wetenschap.
De professionalisering van de wetenschapsgeschiedenis heeft ingrijpende inhoudelijke consequenties gehad. Waar wetenschapsontwikkeling historisch bestudeerd wordt als een bijzonder cultureel en maatschappelijk domein, worden al spoedig de enorme complexiteit en de vele gezichten van wetenschap duidelijk. In weerwil van het lange tijd gekoesterde filosofische ideaal van de eenheid van wetenschappen, is in het werk van de nieuwere generaties wetenschapshistorici de nadruk komen te liggen op de verscheidenheid van ‘stijlen van wetenschappelijk argumenteren’ en ‘paradigmas’ in de wetenschappen.
Historisch onderzoek heeft het verschil duidelijk gemaakt tussen wat wetenschapsbeoefenaren doen en wat zij zeggen te doen. Terwijl dat laatste niet zelden verwoord wordt in overgeleverde, doorgaans tamelijk eenvoudige beelden van rationaliteit, blijken in de feitelijke wetenschappelijke praktijk andere gezichtspunten en principes richtinggevend. De nieuwere wetenschapsgeschiedenis heeft de bijzondere rol van instrumenten, de organisatie van wetenschappelijke disciplines en van specifieke communicatievormen (zoals het wetenschappelijk tijdschrift en het congres) zichtbaar gemaakt.
De nadruk op wetenschap als een praktische, sociaal-cultureel en historisch gesitueerde activiteit heeft tot tal van nieuwe onderzoeksvragen geleid. Dat kan geïllustreerd worden aan de hand van de manier waarop over experimenten wordt gesproken. Terwijl eerder de kennistheoretische vraag in welke mate de resultaten van een experiment een gegeven theorie ondersteunen of weerleggen centraal stond, zijn nu praktische vragen voorop komen te staan: hoe organiseren onderzoekers in uiteenlopende disciplines hun experimentele werk, hoe weten zij dat zij resultaten verkregen hebben waarmee zij overtuigend naar buiten kunnen treden, hoe lang moeten zij hun experimenten voortzetten en op welke manieren moeten zij hun resultaten presenteren? Wat in het verleden als het simpele testen van een theorie werd gepresenteerd, blijkt nu een complexe praktische activiteit te zijn, waarin uiteenlopende sociale, materiële en literaire technieken een rol spelen. Wie experimentele wetenschap wil bedrijven moet behalve over instrumenten ook over de techniek beschikken om experimentele bevindingen als feiten te kunnen rapporteren en moet zich in sociale kringen begeven waarin op specifieke manieren over dat soort rapportages wordt gediscussieerd.
Die aandacht voor de wetenschappelijke praktijk heeft geleid tot herinterpretaties van een van de belangrijkste episodes in de wetenschapsgeschiedenis, de zogeheten ‘wetenschappelijke revolutie’ in de zeventiende eeuw. Terwijl in het verleden die revolutie primair als een nieuwe manier van (rationeel) denken en als een revolutie in methoden werd gepresenteerd, komt nu voorop te staan hoe, door de geleidelijke introductie van praktische, aanvankelijk vaak controversiële materiële, sociale en literaire, technieken, een nieuwe wetenschappelijke praktijk werd geconstitueerd waarin het mogelijk werd natuurfeiten te produceren en daarover te communiceren. Ook in de studie van andere episodes is aandacht voor de vraag hoe wetenschappen zich vanuit een bredere culturele omgeving gaandeweg als een aparte praktijk uitkristalliseert vruchtbaar gebleken.
De aandacht voor wetenschappelijke praktijken heeft er toe bijgedragen dat wetenschap in de nieuwere wetenschapsgeschiedenis niet langer als een autonome, van cultuur en maatschappij onafhankelijke activiteit wordt gezien, maar als een geheel van activiteiten dat verweven is met andere culturele en maatschappelijke activiteiten, zoals de kunsten, religie en de literatuur.

De Erasmusprijs 2005 wordt toegekend aan de twee wetenschapshistorici Steven Shapin en Simon Schaffer. Beide auteurs hebben met name door hun gemeenschappelijke boek Leviathan and the Air-pump uit 1985 ons zicht op de relatie tussen wetenschap en samenleving fundamenteel gewijzigd.
De belangrijkste reden voor de toekenning van de Erasmusprijs aan beide wetenschapshistorici is gelegen in het feit dat zij in het genoemde boek, evenals in het vervolgwerk, hebben laten zien hoe wetenschap en samenleving geen op zichzelf staande entiteiten zijn, die elkaar al dan niet beïnvloeden, maar dat in de wetenschappelijke praktijken, zowel de conceptuele als de instrumentele praktijken, al veel sociale vooronderstellingen zijn opgesloten. De samenleving is als het ware reeds ingebouwd in de wetenschappelijke begrippen die beoefenaren van de wetenschap gebruiken en zelfs in de instrumenten die zij hanteren. Dit is een inmiddels algemeen geaccepteerde stellingname geworden, al roepen de concrete toepassingen en uitwerking ook onverminderd weerstand op. Dat zoiets als wetenschappelijke waarheid een sociale geschiedenis heeft (en dus niet boven de geschiedenis staat) werd bijvoorbeeld nog hevig bediscussieerd toen Shapin zijn laatste grote boek, The Social History of Truth publiceerde. Maar tegelijk is de gedachte dat wetenschap op vertrouwen gebaseerd is en dat vertrouwen voor verschillende rangen en standen een andere betekenis heeft gehad, een vrij breed gedeelde opinie. Toekenning van de prijs aan Shapin en Schaffer is dus geen veilige keuze in die zin dat mensen worden bekroond wier werk ‘onbesproken’ is; hun werk is echter wel doorgedrongen in de main stream van de moderne wetenschapsgeschiedenis en men kan zonder twijfel zeggen dat de moderne wetenschapsgeschiedenis ondenkbaar zou zijn zonder hun vernieuwende en baanbrekende werk.

Mijne heren, U heeft beslissende vernieuwing gebracht in de historische studie van wetenschap. Uw werk wordt in brede kring beschouwd als een kentering in onze gedachten over de wetenschapsgeschiedenis door te wijzen op de ingewikkelde relatie van wetenschap tot cultuur en samenleving. U heeft ook aangetoond op welke wijze wetenschap zo’n centrale rol is gaan spelen in de moderne samenleving. U heeft laten zien wat een indrukwekkende prestatie moderne wetenschap is en hoe cruciaal zaken als begrip en vertrouwen zijn, wil de wetenschap haar beloften voor de toekomst kunnen waarmaken. Ik eindig met een citaat uit een boek van Shapin (2):

Wetenschap is een systeem van kennis, dankzij het feit dat het een systeem is van personen die vertrouwen hebben (…). De potentie van vertrouwen strekt zich uit over alle aspecten van de dagelijkse processen waarmee wetenschappelijke kennis wordt behouden en uitgebreid’.

Heren, ik vertrouw er van harte op dat de toekenning van de Erasmusprijs zal worden opgevat als een ondersteuning van die boodschap. Ik wens u van harte geluk met de prijs.

Bronnen

  • Light Fantastic. Simon Schaffer Interview. www.bbc.co.uk/pressoffice, geraadpleegd december 2004.
  • Shapin, S., 1994. A Social History of Truth. University of Chicago Press, Chicago en london, p. 417.