Laudatio

Majesteiten, Koninklijke Hoogheid, Excellenties, dames en heren,

De Erasmusprijs werd ingesteld in een tijd van groot optimisme over een nieuw Europa. Wat is er vandaag nog over van die visie op Europa? Waar kunnen we een gedeeld verleden vinden om onze toekomst op te bouwen en ons te inspireren? Onze laureaat van vandaag is een prominent deelnemer aan dat debat. Niet als politicus of activist, maar als auteur die in haar werk het leven van de geest met passie cultiveert. Ze schrijft, vertelt, brengt ons verhalen over Europese levens en Europese ideeën, ze laat ons zien hoe die voortleven.

Dame Antonia Susan Byatt heeft eens beschreven hoe ze Europeaan is geworden: door de literatuur. Als kind had ze astma en moest ze vaak het bed houden. Ze las dus gulzig. In haar opleiding stond een breed literair palet centraal en al op jonge leeftijd beschikte ze over een conceptuele wereld die de Ilias en de Odyssee, de Arthurlegenden en de Noorse en IJslandse sagen omvatte. Ze las Cicero en Livius naast Kleist, Virgilius en Racine naast Thomas Mann. Op de universiteit bestudeerde ze niet alleen verschillende talen, maar ook de literatuur van die talen. Tijdens een langdurig verblijf in de Verenigde Staten dompelde ze zich onder in de Amerikaanse literatuur om te onderzoeken wat het precies betekent om Amerikaan te zijn en welke invloed die identiteit op iemands schrijven heeft. In die periode werd ze zich voor het eerst bewust van haar Europees-zijn. Ze was gefascineerd door de Amerikaanse literatuur, maar de auteurs die ze bestudeerde, werden nooit deel van haar eigen literaire bewustzijn, zoals Balzac, Racine en Thomas Mann. Haar persoonlijke mythen waren Scandinavisch, Germaans, Europees, en heetten Ragnarök, Faust en À la recherche du temps perdu. Prousts gedachten over artistieke bewustwording en levenservaring hebben mede de weg vrijgemaakt voor datgene wat we nu ‘Life Writing’ noemen.

Want ‘Life Writing’, dames en heren, is dit jaar het thema van de Erasmusprijs. Een relatief nieuwe term om een literair genre aan te duiden dat de autobiografie, de biografie, het zogeheten ‘egodocument’ en de historische roman omvat. Zowel het publiek als de academische wereld beschouwt ‘Life Writing’ als een middel om op het eigen leven te reflecteren door het verkrijgen van inzicht in het leven van anderen, een middel om het complexe proces van identiteitsvorming te bestuderen. Onze laureaat, A.S. Byatt, staat in de kern van dit genre. In haar veelzijdige en zeer diverse oeuvre, dat uit tientallen romans, korte verhalen, kritische essays en non-fictie bestaat, is de reflectie op biografie en portretkunst nooit ver weg.

Zoeken, onderzoeken en documenten uit het verleden doorspitten – dat is de academische queeste van de twee hoofdpersonen in haar beroemdste, geliefde roman Obsessie uit 1990. De onderzoekers, leergierig en geobsedeerd door hun onderwerp, net als Byatt zelf, raken verstrikt in een web van mysteries, omhuld door prachtige pastiches van diverse genres en literair vuurwerk. Schijnbaar moeiteloos rijgt de auteur dagboekaantekeningen, twintigste-eeuwse dialogen en negentiende-eeuwse poëzie aaneen. De lezers waren verbijsterd toen ze vernamen dat de Victoriaanse poëzie die hen in dit romantische verhaal zo betoverde, van begin tot eind door Byatt zelf was geschreven. Zelden heeft een roman zo fraai geïllustreerd hoe werkelijkheid en literatuur met elkaar verweven kunnen raken, hoe dun de spiegelwand tussen realiteit en verbeelding kan zijn.

‘Of je een roman nu leest of schrijft,’ zei ze eens tegen me in een interview, ‘in beide gevallen probeer je iets of iemand fundamenteel te begrijpen.’ Haar roman De biograaf, over de complexe relatie tussen de biograaf en het object van zijn of haar studie, werd doelbewust geschreven als antwoord opObsessie, als tegenstem. In deze verkenning van de voetangels en klemmen van het werk van de biograaf, is het slimme ‘Droste-effect’ of de mise en abyme die Byatt zo meesterlijk schetst, een middel tot een ​​doel, waaruit blijkt hoe vol valkuilen en complexiteiten het werk van de biograaf is; het eindresultaat vertelt veel over de biograaf zelf en weinig over de geportretteerde. Obsessie en De biograaf zijn in gesprek en in tegenspraak met elkaar, maar brengen uiteindelijk dezelfde boodschap over, zoals Byatt zelf verklaart. ‘Het is onmogelijk “de ander” echt te kennen, misschien vooral juist als die het voorwerp van je bewondering en genegenheid is.’

Deze romans verkennen de relatie tussen biografie en identiteit, maar een groot deel van haar werk gaat over de vraag hoe het leven vorm te geven door middel van kunst. In Pauw en Wijnrank, haar recentste essay, brengt ze twee kunstenaars bijeen, William Morris en Mariano Fortuny, die hun ontwerpen op dezelfde manier tot stand brengen als zij haar boeken. Zo kan dit boek worden beschouwd als een zelfportret in vermomming. Wat fascineert Byatt hier? Werk, onderzoek, passie. ‘Het leven is verandering en nieuwsgierigheid,’ merkte ze ooit op. Pauw en Wijnrank is een ode aan onderzoek, creativiteit en scheppingskracht – in feite de kern van het oeuvre van Byatt.

Geïntrigeerd als ze is door portretten en verhalen, laat A.S. Byatt ook bijzonder welsprekend zien dat een mensenleven misschien alleen in fictie te vangen is. In hun artistieke expressie vinden Byatts protagonisten hun grootste kans op geluk en men moet haast wel veronderstellen dat hetzelfde geldt voor de schepper van deze verhalen.

Net als haar personages wijdt A.S. Byatt zich aan haar kunst. Voor haar staat haar schrijverschap op de eerste plaats en alles wat ze doet dient dat ene doel. Ze heeft ook een academische carrière, al heeft ze zichzelf nooit als een echte academicus beschouwd. Hetzelfde geldt voor haar kritische essays: ‘Ik zie mijn kritieken als “schrijverskritiek”,’ heeft ze eens gezegd.

Maar wie denkt dat haar intellectuele kracht in traditionele zin een scherp oog voor de hedendaagse cultuur en taal in de weg staat, vergist zich deerlijk. Iedereen die haar ontmoet is onder de indruk van haar waardigheid, haar scherpe geest, haar wetenschappelijke belangstelling en haar eruditie. Om nog maar te zwijgen van haar geestigheid. Toen haar onlangs werd gevraagd of het Facebook- en Twitteridioom van bijvoorbeeld haar eigen kleinkinderen haar vreemd was en of het haar stoorde dat de moderne taal voortdurend in beweging is, antwoordde ze: ‘Ik luister er graag naar… Maar je moet ze natuurlijk nooit laten merken dat je hebt zitten luisteren. Je moet de rol van de grootmoeder spelen. Je moet plezier beleven aan wat je ziet, want dat is wat er is.’

Dame Antonia, met uw fundamentele artistieke nieuwsgierigheid en uw open, kritische houding belichaamt u op voorbeeldige wijze de waarden van Erasmus die deze Stichting zo innig koestert.