Dankwoord
Majesteit, Koninlijke Hoogheden, Excellenties, dames en heren
De aankondiging van de toekenning van de Erasmusprijs kwam voor mij als een complete verassing. Ik ben diep geroerd en ik zie dit als een grote stimulans voor mijn werk in de toekomst. Ik wil mijn oprechte dankbaarheid uitspreken jegens de Stichting Praemium Erasmianum en haar leiders, en wel in het bijzonder vanwege de waardering voor de manier van denken die ik poog te bevorderen en die, naar ik meen, nodig is voor de ontwikkeling van onze samenleving in de toekomst. Wat mij betreft, ik beschouw mij helemaal en wezenlijk een Europeaan. Ik ben geboren in Schotland, verhuisde naar het naburig koninkrijk Engeland, verbleef een periode voor studie in Duitsland, bestuurde de IFIAS vanuit Stockholm en nu wonen wij sinds vele jaren in Frankrijk. Daarom geloof ik dat mijn vrouw en ik, en mijn naasten, zeer zeker denken in de Europese geest van die grote Europeaan Erasmus.
Men heeft mij gesuggereerd van deze gelegenheid gebruik te maken om iets te zeggen over mijn eigen algemene conclusies over mijn loopbaan, over de maatschappij en zo U wilt, over het leven in het algemeen. Dit is onmogelijk in de korte tijd die mij ter beschikking staat, maar ik zal een paar woorden zeggen.
Natuurlijk wordt onze huidige samenleving beheerst door technologie. De gevolgen van de industrieële revolutie tweehonderd jaar geleden zijn zelfs nu nog niet helemaal verwerkt. Desondanks bevinden wij ons, zoals Prins Bernhard aangaf, middenin een tweede revolutie op weg naar de informatie-maatschappij, hetgeen vermoedelijk nog grotere veranderingen teweeg zal brengen in de aard van de samenleving en in de manier waarop ieder van ons zal leven in de toekomst.Wetenschap en technologie bepalen in hoge mate, vaak onbewust, onze ervaring en gedachten. Zij bestaan naast de rijke en diepgewortelde tradities van het Europese verleden. Deze twee aspecten zijn echter geenszins met elkaar in evenwicht. De tegenstelling is groot en soms zelfs botsen zij. Zelfs het economisch systeem dat zo zwaar leunt op technologie heeft dit nog niet helemaal leren aanvaarden. Veel economen gaan er in hun denkwijze nog steeds vanuit dat nieuwe technologieën in essentie ontstaan in antwoord op de wisselwerking van economische krachten, als het ware als één der spieren van Adam Smith’s onzichtbare hand. Hier zit natuurlijk een kern van waarheid in, maar nieuwe technologie ontstaat in veel gevallen als gevolg van uitvindingen in laboratoria die niet voorzien konden worden en die de richting waarin de maatschappij gaat, veranderen.Nu hebben de technologische successen de materialistische gerichtheid van onze samenleving bijzonder vergroot. Zoals Dennis Gabor, Nobelprijswinnaar, uitvinder van de holografie en lid van de Club van Rome eens opmerkte: ‘Onze huidige samenleving is materieel gebaseerd op een enorm succesvolle technologie en geestelijk op practisch niets’. Iedere stap in de technologische vooruitgang, vanaf het gebruik van de eerste vuurstenen gereedschappen tot de intercontinentale raketten heeft iets toegevoegd aan de fysieke mogelijkheden van de mens. Dit geldt zowel voor zijn strijd om zijn natuurlijke omgeving te verbeteren, als – dat is duidelijk – voor de onderwerping van zijn vijanden.
De tragedie van de wetenschap is dat zij zo weinig gedaan heeft om de andere aspecten van het menselijk bestaan te verrijken. Het is een dwingende noodzaak om de technologische ontwikkelingen nu zodanig te beheersen dat een bijdrage kan worden geleverd aan het algemeen welzijn van alle mensen, en om te proberen een tegenwicht te vinden tegen de materiële vooruitgang door het bevorderen van sociale, morele, artistieke en geestelijke verworvenheden. De nieuwe technologieën bijvoorbeeld zullen door automatisering en dergelijke het werk-ethos uithollen en de hoeveelheid vrije tijd voor iedereen aanzienlijk vergroten. Maar zal deze ontwikkeling in het leven van de meesten slechts een vacuüm met zich meebrengen, een verveling gevuld met mechanisch amusement en al dat soort onbenulligheden? Of kan zij gebruikt worden om constructieve vervulling en ontwikkeling van het individu te bewerkstelligen? In de volgende decennia zullen wij vele kruispunten bereiken waarop beslissingen genomen moeten worden zoals degene waarop ik net heb gewezen.
De relatie tussen wetenschap en regeringen ontwikkelde zich langzaam. Hoewel vele regeringen van het begin van de eeuw af laboratoria hadden ondersteund voor speciale sectoren, werden wetenschap en technologie pas in de vroege jaren ’60 gezien in strategische en politieke termen. Het idee van wetenschapsbeleid, voor een groot deel ontwikkeld op grond van ons werk in de OESO, werd in het begin met enige achterdocht bekeken. Ik herinner mij dat, toen wij voor het eerst het plan van de OESO lanceerden om een bijeenkomst van wetenschapsministers te beleggen, de Nederlandse minister van Onderwijs naar Parijs kwam om de toenmalige Secretaris-Generaal over te halen de vergadering af te lasten. Hij redeneerde dat wetenschap, zo deze al politieke consequenties had, een gering onderdeel van cultuurbeleid was en dat bespreking ervan in een economische context een soort prostitutie was. Sindsdien is er veel veranderd. Niettemin moet er nog veel gedaan worden en moet wetenschap op strategisch niveau in een breder kader bekeken worden dan in samenhang met technologie alleen.
Vandaag echter zijn wij geïnteresseerd in de bredere problematiek, dat wil zeggen de invloed van technologie op het wereldsysteem. De ernstigste van de hedendaagse problemen zijn mondiaal van aard en kunnen niet, zoals ik al geciteerd werd, opgelost worden door individuele landen afzonderlijk.Deze kleine planeet wordt gedeeld door meer dan 170 zelfstandige landen die elk de onschendbaarheid van hun nationale soevereiniteit verkondigen en die pretenderen meester te zijn over hun eigen toekomst. Arnold Toynbee zei het zo: ‘De cultus van de soevereiniteit is de belangrijkste religie van de mensheid. Haar God vraagt menselijke offers.’ En toch is de realiteit van soevereiniteit meer denkbeeldig, naarmate het land kleiner en armer is. De verspreiding van technologie, het groeiende mondiale karakter van de economie, de internationale transacties van de multinationals, de ontelbare multi-laterale overeenkomsten, deze en andere factoren zorgen voor een feitelijke uitholling van de soevereiniteit.
In een situatie zoals geschetst en tegenover snelle veranderingen, groeiende complexiteit en onzekerheid, blijken de bestaande instellingen, zowel nationaal als internationaal, jammerlijk ontoereikend te zijn. De structuren van regeringen, ontworpen voor vroegere, simpeler tijden kunnen de huidige uitdagingen niet aan. Er is behoefte aan een radicale verandering en dit geldt ook voor vele andere soorten instellingen, inclusief ondernemingen, en misschien wel het meest voor het onderwijssysteem. Perestroïka mag niet het monopolie van de Sovjet-Unie blijven. Maar structurele veranderingen en vernieuwingen betekenen geenszins de volledige oplossing, zij moeten vergezeld gaan van nieuwe opvattingen in de politiek en het openbare leven. Gezien tegen de achtergrond van dreiging en belofte in de huidige situatie, lijken veel van de politieke capriolen treurig en absurd: de selectie van leiders op grond van de mate van charisma die zij op de televisie uitstralen, of de veroordeling van politici wegens aarzelen en onbetrouwbaarheid, als zij blijken hun mening te kunnen wijzigen, terwijl eigenlijk juist het vermogen dit te doen met het oog op veranderende situaties een teken van staatsmanschap zou moeten zijn. Nogmaals, confrontatie en wederzijdse scheldpartijen tussen partijwoordvoerders en parlementen lijken de parlementaire gang van zaken in veel landen te beheersen, terwijl in het nationaal belang een streven naar eendracht juist gewenst zou zijn.
Ik ben van mening dat ieder individu in drie verschillende maar tegelijkertijd verbonden sferen leeft en dat een projectie van dit idee beschrijft hoe de samenleving werkt. Ten eerste het externe milieu van de planeet, dan de interne wereld van het individu, afgeschermd en verborgen, en ergens daartussenin met beide verbonden, is er het sociale toneel waar individuen reageren en gezamenlijk actie ondernemen voor veiligheid, voorspoed en voldoening.Wij hoeven hier niet veel te zeggen over de problemen van het externe milieu. Deze zijn talrijk en moeilijk op te lossen, en dat zal nog erger worden wanneer de groei van de wereldbevolking en de rijkdom per hoofd van de bevolking toenemen, waardoor de menselijke activiteiten en dus de vraag naar materialen en energie worden vergroot. Ik schat dat gedurende mijn leven de totale menselijke activiteit twintig tot veertig maal is vermenigvuldigd, hetgeen gedeeltelijk komt door de bevolkingsaanwas maar ook door de verhoogde consumptie van ieder van ten gevolge van voorspoed en economische groei. Dit heeft natuurlijk een sterk toenemende invloed op de kwetsbare biosferen. Maar ik ben ervan overtuigd dat fundamentele problemen zowel van het individu als van de verzameling individuen die wij de samenleving noemen, diep geworteld zijn in de menselijke natuur. Egoïsme, of de levenskracht zoals de Victorianen het plachten te noemen, verschaft de drang tot overleven, succes hebben en uitblinken; het is de stuwende kracht achter vernieuwing en vooruitgang. Maar het manifesteert zich ook in zelfzuchtig en asociaal gedrag, wreedheid, het verlangen naar macht, macht over anderen en uitbuiting. De strijd tussen de positieve en negatieve aspecten van egoïsme is het eeuwige drama van Faust. Eeuwenlang werden individuen in het gareel gehouden en werden hun negatieve karaktertrekken in toom gehouden door de hoop op het Paradijs en de vrees voor de Hel. Maar met het verlies van geloof in religie en, sterker nog, in politieke structuren en instellingen, zijn de remmen losgeslagen. Minderheden weigeren de beslissingen van de meerderheid te accepteren; er is geen ontzag voor wetten en er bestaat een groeiend terrorisme. Deze kenmerken, overgeplaatst naar het niveau van de collectiviteit, spelen zich af in de sociale sfeer. Nationaal egoïsme kan zich voordoen als gewenste vaderlandsliefde of kan worden opgeblazen tot chauvinisme, vreemdelingenhaat, haat tegen andere landen en tenslotte oorlog. Deze zaken worden zelden geaccepteerd en als dat al het geval is, blijven zij over het algemeen verhuld in een taboe. De lage effectiviteit van Marxistische economieën,bijvoorbeeld, lijkt voor een groot deel voort te komen uit een naïef geloof in de menselijke natuur, uit een veronderstelling dat de mensen bereid zijn zonder persoonlijke impulsen hun beste krachten te geven aan de landbouw, industrie en elders; niet realistisch.
Als deze diagnose ook maar enigszins correct is, dan lijkt het erop dat wij, naast de traditionele benaderingen positieve stappen moeten zetten – individueel, nationaal en internationaal – op weg naar het vaststellen en het uitbreiden van de terreinen van algemeen eigenbelang, waarbij wij de realiteit van egoïsme, de begrenzingen en mogelijkheden, in het oog moeten houden. Levend op de rand van de nucleaire afgrond, in een wereld met een explosieve bevolkingsaanwas, ecologische bedreiging en middenin een nieuwe technologische revolutie, lijkt het van levensbelang de situatie opnieuw te bezien in elk van onze drie parallelle sferen. Behoud van het externe milieu waarin ons biologisch bestaan is geworteld, eist dat ons egoïsme zich niet beperkt tot onze eigen tijd van leven, maar dat het zich uistrekt tot die van onze kinderen en kleinkinderen, waarmee wij ons kunnen vereenzelvigen. Daarom moeten wij ernaar streven, zelfzuchtig desnoods, omstandigheden te creëren die een behoorlijk en menselijk bestaan voor toekomstige generaties mogelijk maken. Dit vereist niet alleen matiging, maar ook een veel dieper begrip van de werking van fysische en sociale systemen en een groter bewustzijn van de gevaren en mogelijkheden. Dit vraagt om zowel kennis van het innerlijk, als van de buitenwereld. De mens wordt vaak beschouwd als een microcosmos van het totaal van alle dingen. In de sfeer van menselijke activiteit wil ik de opvatting om de samenleving te beschouwen als de verzameling van alle individuen, liever veranderen in de overtuiging dat fundamentele hervorming van het bestaan van samenlevingen en naties alleen bereikt kan worden door morele en sociale ontwikkeling van het individu om zo een constructief en evenwichtig gebruik te kunnen maken van de kracht van het egoïsme. Vertaald in godsdienstig idioom wordt deze fundamentele behoefte wellicht het best uitgedrukt door de middeleeuwse christelijke mysticus Angelus Silesius die schreef: ‘Ik moet Maria zijn en zelf het leven geven aan God’. Het lijkt mij dat in laatste instantie werkelijke vooruitgang van het ras van binnenuit moet komen. Alleen door een bewuste beschaving binnen onze eigen privé-sferen, kan een samenleving van integriteit, harmonie en sociale gelijkheid ontstaan. Dank U.