Laudatio

Cher maître,

Als ik aan uw adres een lofrede zou afsteken op de musicus, als ik de verdiensten en de kwaliteit van uw composities zou prijzen, dan zouden zij die mij kennen dit voor gelegenheidswoorden houden, want ik kan niet pretenderen met kennis van zaken te spreken over de muziek van deze tijd.
Maar, al ben ik dan geen deskundige in deze materie, vele jaren in het openbare leven hebben mij, dunkt me, enige ervaring met mensen gegeven. Daarom heb ik er niet naar gestreefd me in uw kwaliteiten van musicus te verdiepen, maar ik heb gepoogd de mens achter de kunstenaar beter te leren kennen.
De mens kennen, brengt mij tot de overtuiging dat wij de Erasmusprijs niet aan de musicus Olivier Messiaen toekennen, maar aan Olivier Messiaen zonder meer. Aan de man die een staalkaart van kwaliteiten bezit die ons met trots vervullen hem vandaag te mogen verwelkomen in het gezelschap van hen die hem zijn voorgegaan in de hommage aan hem wiens naam de prijs karakteriseert: Erasmus, de grote humanist.
Terwijl ik probeerde u beter te leren kennen, heb ik – met name dank zij uw fascinerende dialoog met Claude Samuel – met veel voldoening vastgesteld dat wij in elk geval één ding gemeen hebben: onze liefde voor de natuur. Maar ik erken tegelijkertijd uw genialiteit: die liefde heeft u geïnspireerd tot werken van zulk een artistieke waarde dat dit tot onze ontmoeting van vandaag geleid heeft. Sommigen menen dat uw belangstelling voor de natuur vertolkt wordt door het introduceren van vogelgezang in composities met een geheel nieuwe kleur. Ik kan hen uit de droom helpen: de gehele natuur met het geluid van de golven, met het brullen van stroomversnellingen en watervallen, met het huilen van de wind — is uw inspiratiebron. Voor u is de gehele natuur muziek.
Wanneer ik niettemin tot de levende wezens terugkeer, moet ik bekennen dat mijn persoonlijke belangstelling meer uitgaat naar soorten van een groter formaat, naar wilde dieren met inbegrip van de olifanten, maar hun stem zou een musicus misschien niet zo inspireren als het gezang van de vogels. Van dat gezang hebt u gezegd: „In de hiërarchie van de kunst zijn de vogels de grootste musici die er op onze planeet bestaan”. Er bestaan 12.000 soorten vogels, waarvan elke soort zijn specifieke zang heeft. Een merel, een lijster, een nachtegaal zijn te onderscheiden als een Mozart, een Debussy, een Berlioz. Ze zingen wanneer ze verliefd zijn, ze zingen om hun gebied te verdedigen, maar ze zingen bovenal voor hun plezier, want, zo zegt u, het zijn kunstenaars.
Uit liefde voor deze kleine wezens, uit liefde voor de natuur, geïnspireerd door alles wat door God geschapen is, bent u componist-ornitholoog geworden. Begeleid door Yvonne Loriod, uw vrouw, trekt u ’s morgens in alle vroegte er op uit over de wegen van Frankrijk, van India – of, tijdens uw huwelijksreis over de wegen van Japan – met uw kijker en muziekpapier om te werken terwijl de zangers u dicteren. U probeert hun melodieën vast te leggen, melodieën met een ingewikkeld ritme en van een oneindige verscheidenheid, die u niet wilt imiteren, maar vertalen, transponeren. Die muziek vertalen waarin u een ode aan de natuur hoort tijdens de avondschemering of bij het ochtendgloren, of waarin de angst van de nacht doorklinkt.
Door u ben ik er achter gekomen dat alle vogels tussen twaalf en één uur ’s middags zwijgen. Ze hebben geen tijd want het is het uur van de lunch: op dit tijdstip zijn de vogels geheel in beslag genomen door de materiële beslommering hun jongen te voeren. Door u ook heb ik geleerd – en ik maak er voor onze toehoorders graag gewag van – dat voor vele vogels het zingen een aangeboren kunst is, maar dat het voor andere een kunst is die ze moeten leren. Vader vink leert aan zijn kinderen moeilijke trillers. Vaak struikelen de jonge vinken over de slotnoten – ze komen er niet uit en moeten opnieuw beginnen.
Geloof niet dat ik, door uit te weiden over het artistieke leven van de vogels, het domein van de huidige laureaat heb verlaten. Aan de componeerkunst in Europa hebt u – naast andere nieuwe en uitzonderlijke elementen – twee ritmische en melodische groeperingen toegevoegd, die door de meeste uwer confraters waren veronachtzaamd: de zang van de vogels en de uitheemse muziek.
Het is niet aan mij om na te gaan in hoever dit nieuwe waarden heeft bijgedragen aan de muziekcultuur van ons continent. Wel ben ik in staat een feit vast te stellen en mij daarover oprecht te verheugen: deze integratie is een luisterrijke bevestiging van de eenheid der schepping en een onloochenbaar bewijs – zij het vaak ontkend —- van het feit dat in de dialoog van de culturen elke partner de ander kan verrijken.
Als ik een poging onderneem om de etappes van uw levensweg kort te schetsen, zou men kunnen zeggen dat uw kunstenaarsbestaan vóór uw geboorte is begonnen: nog voor dat u werd geboren hebt u uw moeder, de grote dichteres Cécile Sauvage, geïnspireerd tot een gedichtencyclus getiteld L’ame en bourgeon. Zij, la dame de vos pensees, heeft een grote invloed gehad op uw vorming; zij heeft om u heen een gezinsklimaat gecreëerd waarin de poëzie van de natuur weerklank vond. Uw echte vaderland zijn de Alpen van de Dauphiné, die met hun majesteit en hun zuiverheid de inspiratiebron zijn geweest van uw geloof in God en uw intense belangstelling voor het mysterie van de schepping hebben gewekt. Tegelijkertijd hebben zij klaarblijkelijk in u een onverzadigbare leeslust opgewekt, want ik heb vernomen dat u tussen uw achtste en vijftiende levensjaar nagenoeg vierduizend boeken hebt verslonden. Een leeslust die u overigens niet heeft verlaten, want uw bibliotheek bestaat uit verscheidene duizendtallen boeken over de kunsten, de wetenschappen en andere gebieden. Alles interesseert u … behalve de politiek. U bent ook geboeid door de kleuren, elke kleur roept in u een geluidstrilling wakker met een geheel eigen muzikaal karakter.
Elf jaar oud wordt u toegelaten tot het Conservatorium van Parijs. Tot uw leermeesters behoren Marcel Dupré, en Paul Dukas die – volgens uw eigen woorden – u de taal van de muziek leert ontwikkelen in een geest van nederigheid en onpartijdigheid. Twee kwaliteiten die overigens volkomen bij uw persoonlijkheid passen. U verzamelt een groot aantal eerste prijzen en op de leeftijd van 22 jaar wordt u de officiële bespeler van het orgel van de Trinité, een orgel dat u gedurende meer dan dertig jaar met toewijding zult bespelen. En menigmaal zult u de oude dames van de parochie ergeren met uw improvisaties die nieuwe revolutionaire wegen aangeven voor het orgel, wegen waaraan deze goede mensen slechts met de grootste moeite kunnen wennen. Ondertussen hebt u deelgenomen aan het concours voor de prix de Rome met een ode getiteld „Wij zijn broeders van de vogels”. Toen reeds!
Het jaar 1936 – u bent dan 28 jaar – vormt een belangrijk moment in uw leven en in het muzikale leven van uw generatie. Met enkele collega’s en vrienden sticht u de groepering „La Jeune France”. Uw geloofsbelijdenis: een levende muziek propageren bezield door eerlijkheid, edelmoedigheid, artistiek geweten alsmede: zich ontdoen van elk leerstellig keurslijf, van elk systeem. Het instinctmatig gevoel stelt u boven het nadenken en de methodiek. Muziek maken op natuurlijke wijze, zoals een rozenstruik rozen maakt.
Dit is heel pril en niet altijd goed begrepen. Later zult u zeggen: ik wilde dat mijn muziek een beetje liefde bracht en ik heb slechts meningsverschillen en verdeeldheid opgewekt. Gelukkig zal er een dag komen waarop velen uw geestdrift en uw oprechtheid naar waarde zullen schatten.
Wanneer men zich verdiept in uw composities, uw denkbeelden en uw geschriften, komt men overal de natuur tegen en uw diep geloof in God. U zegt: „door te luisteren naar de natuur heb ik geheel alleen de muziek geleerd en op dezelfde manier heb ik God ontdekt”. En later: „ik kan slechts datgene schrijven wat ik doorleefd heb”. Een prachtig brevet van oorspronkelijkheid en authenticiteit, dat de musici zal brengen tot de uitspraak: muziek van Messiaen is altijd muziek van Messiaen.
Over de inspiratie zegt u iets heel treffends: „de inspiratie obsedeert ons als de liefde”. En in deze zelfde geest kent u de melodie de haar toekomende importantie toe; soms lijkt u haar zelfs voorrang te verlenen boven het ritme. Is het uw erfgoed van moeders kant dat u aanspoort de melodie die nooit een element van poëzie ontbeert, zo hoog te plaatsen? Toch beschouwt u het ritme als de natuurlijke en primitieve kracht die bemiddelaar is tussen tijd en eeuwigheid. Het ritme is, volgens u, een beweging van opvlucht en van vallen, zoals een danser zich verheft en terugvalt.
Tussen al die elementen die uw hart beroeren: de melodie, het ritme en de betovering van de natuur, bent u bij machte geweest een harmonisch evenwicht te creëren. En dat alles gesteund door een muzikale techniek die Yvonne Loriod deed zeggen: „voor de piano is het Messiaen die alles gevonden heeft”.
Laat ik nog even terugkomen op de religieuze muziek. Zo juist hebt u gehoord, dat de vernieuwingen die u daarin hebt weten in te voeren, zowel door middel van het orgel als door uw orkestwerken, een van de redenen is geweest om u de prijs toe te kennen. De religieuze muziek hebt u willen bevrijden uit het eeuwenoude keurslijf van de gebouwen die waren opgetrokken voor de eredienst. Uw compositie „Et j’attends la résurrection des morts” heeft een meesterlijke uitvoering gehad in de Sainte Chapelle, onder het stralend lichtspel van de schoonste gebrandschilderde vensters van Parijs. En toch. Toch is uw liefste wens voortdurend geweest een uitvoering van dit werk in de open lucht, in het hooggebergte, tegenover de magnifieke gletsjer van de Meije, waar, met de weerschijn van de zon op het ijs, de helderheid van dit uitzonderlijk decor in overeenstemming zou zijn geweest met de klaarheid van uw creatie en van uw eerbewijs aan God.
Zo langzamerhand tekent zich voor ons af: de man. De man die als krijgsgevangene met zijn edelmoedigheid en zijn kameraadschappelijkheid zijn makkers een hart onder de riem stak. De eenvoudige man die zich meer op zijn gemak voelt met zijn baskenmuts en in zijn sporthemd dan in het zogenaamde „wandelkostuum”. De man met zijn zachte stem en zijn spontane lach. De man die even gevoelig is voor de menselijke als voor de goddelijke liefde, want voor hem is de eerste een weerspiegeling van de tweede. De man die er zich niet voor geneert een romanticus te zijn, zich bewust van de luister van de natuur, zich bewust van de grandeur van het goddelijke. De man, schepper en idealist, die meer belang stelt in het innerlijk van zijn naaste dan in zijn dagelijkse bezigheden. De man die alles ernstig neemt, niets licht opvat, die de dapperheid mint maar niet de vernieling, die ademt en spreekt in muziek, maar die het betreurt, dat niet verwacht en opgelegd muzikaal lawaai vandaag de activiteiten van het gezin blijken te moeten begeleiden, de stilte vernietigend waarin de gedachte wordt geboren.
Deze beminnelijke man, helder, meditatief, altijd open voor anderen, zelf aangeraakt door de gave voor ritme en melodie, moest wel een groot leermeester worden, een groot pedagoog.
Als docent aan het Conservatorium van Parijs heeft hij zich het vertrouwen en zelfs de verering weten te verwerven van de hem omringende jongeren. Zijn menselijke warmte, zijn diepgewortelde liefde voor de jeugd waren troeven. Aan die troeven moet ik nog toevoegen zijn volstrekte eerbied voor de persoonlijkheid. Nimmer heeft hij een dogmatisch en exclusieve invloed op zijn leerlingen willen uitoefenen. Integendeel, hij wil juist in hen de artistieke gaven opwekken die elk van hen eigen zijn. Zijn colleges in analyse, die in ritmiek – vernieuwingen van de eerste orde – hebben over de gehele wereld een grote naam verworven. Hij ging een dialoog aan – en doet dat nog steeds – met de leerlingen die uit de gehele wereld zijn gekomen. Zijn klas is een levende cel, waarvan hij gezegd heeft: „zij vinden het heerlijk om te discussiëren en ruzie te maken!” Met name twee van zijn leerlingen zijn op hun beurt beroemd geworden: Pierre Boulez – mijn grootste leerling, zegt u – en Stockhausen, beide uitnemende voorbeelden van de vernieuwing waartoe u hebt geïnspireerd en gestimuleerd sedert de vijftiger jaren. En dan nog deze uitspraak over uw leerlingen: „ik houd van hen allemaal, of ze nu vriendelijk, teder, wild, opstandig of vredelievend zijn”.
Toch is er één leerlinge, eveneens zeer begaafd, over wie ik meer in het bijzonder wil spreken en tot wie ik mij bovendien persoonlijk kan richten, Yvonne Loriod, in het burgerlijke leven Madame Olivier Messiaen.
Men kan niet over Olivier Messiaen praten zonder een heel grote plaats te reserveren voor zijn metgezellin en vertolkster, Yvonne Loriod. De musici onder u weten dat de composities van Messiaen, evenals die van Debussy – een andere minnaar van de natuur en van het ritme – niet gemakkelijk, beter gezegd: soms zeer moeilijk zijn uit te voeren. In deze composities speelt de piano een rol van de eerste orde. Messiaen heeft zich klaarblijkelijk door niets laten weerhouden, door geen enkele complicatie, door geen enkele technische moeilijkheid, want hij wist dat zijn onvergelijkelijke vertolkster Yvonne Loriod het, dank zij haar ongehoorde mogelijkheden zou klaren met al zijn pianistische buitensporigheden. Messiaen zegt: “zij kan alles”.
Wat zij óók vermag – maar Messiaen is er de man niet naar om er over te spreken – is om met hem een perfekte eenheid te vormen; de genialiteit van elke partner vult die van de ander aan, twee wezens die waren voorbestemd om elkaar te ontmoeten en zich te verenigen.
Mon cher monsieur Messiaen, ik wens onze Stichting geluk met de onderscheiding van een man die het volledig verdient een plaats in te nemen temidden van hen die wij eren onder het schild van Erasmus. U wens ik geluk met dit lange leven van waardevolle artistieke creativiteit en van bezielende inspiratie voor vele jongeren. Ik wens u toe dat u dit leven lang zult mogen voortzetten, met uw geliefde Yvonne Loriod, uw metgezellin, echtgenote en vertolkster.