Joeri N.M.E. Michielsen

Winnaar Dissertatieprijs 2005

Dissertatie
The ‘Nazification’ and ‘Denazification’ of the Courts in Belgium, Luxembourg and the Netherlands

Promotoren: Prof. mr G.-R. de Groot, Prof. dr H. Schneider
Voordracht: Universiteit Maastricht, Faculteit der Rechtsgeleerdheid

Overwegingen van de selectiecommissie

In de discussies over collaboratie met de bezettingsmacht tijdens de Tweede Wereldoorlog is tot nog toe veel aandacht uitgegaan naar de statistische studie van de veroordelingen. Bij de deportaties kwamen frappante verschillen naar voren. Eén van de wegen om deze te verklaren is te onderzoeken welke houding overheden aannamen tegenover de bezetter. Joeri Michielsen is met zijn rechtsvergelijkende studie op grond van archiefonderzoek over Nederland, België en Luxemburg nagegaan hoe de rechterlijke macht in die drie landen heeft gereageerd op maatregelen van de bezetter, en hoe de uit ballingschap teruggekeerde regeringen zijn omgesprongen met de rechterlijke macht. Centraal staat hierbij de vraag of de rechters het positieve recht konden gebruiken om zich te verzetten tegen het beleid van de bezetter, en of zij dat ook daadwerkelijk deden. Bepalingen in het nationale en internationale recht gaven argumenten om sommige maatregelen van de bezetter niet toe te passen. Michielsen stelde vast dat Belgische gerechten onder leiding van het Hof van Cassatie het meest positiefrechtelijk optraden. Zij hanteerden daarbij effectief de dreiging van de opschorting van hun werkzaamheden. In Nederland ontbrak een dergelijk leiderschap vanwege de Hoge Raad of één van de vijf gerechtshoven. De Hoge Raad verkreeg alleen voor zichzelf een uitzondering maar bedong die niet voor de andere gerechten. Individuele protestacties van rechters vonden geen steun in de collectieve sanctie. Weliswaar leidde het collectieve protest van de Nederlandse gerechten tegen wantoestanden in kampen tot hun sluiting, maar andere bezettingsmaatregelen vonden wel doorgang en kregen zelfs medewerking van de gerechten, zoals die betreffende de Arbeitseinsatz en het Führerprinzip. In Luxemburg waren de rechters te weinig talrijk en de bezettingsmaatregelen te agressief zodat er, anders dan in België en Nederland, geen effectieve mogelijkheid tot collectieve dreiging om protest kracht bij te zetten bestond. Hier keurde het parlement echter na de bevrijding de denazificatie maatregelen van de uit ballingschap teruggekeerde regering goed en de gerechten pasten deze maatregelen toe in overeenstemming met positief recht.