Shahin Nasiri

Winnaar Dissertatieprijs 2024

Dissertatie
Rethinking Freedom from the Perspective of Refugees: Lived
Experiences of (Un)freedom in Europe’s Border Zones

Promotoren: Prof. dr. Yolande Jansen & dr. Daniel Loick
Voordracht: Universiteit van Amsterdam, Faculteit der Geesteswetenschappen

Overwegingen van de selectiecommissie

In 1969 zou de relatief onbekende zanger Richie Havens als vijfde optreden op het nu legendarische Woodstock festival. Maar de act die als eerste zou optreden zat vast in het verkeer dus werd Havens het podium opgeduwd om het festival met een publiek van zeker 300.000 toeschouwers te openen. Na 9 nummers, waarvan vier covers – zo groot was zijn eigen repertoire nog niet – wist hij niet meer wat hij moest spelen, maar de organisatie gaf hem signalen dat hij nog even wat tijd moest vullen. Hij zet een snelle dwingende riff in op zijn akoestische gitaar. Dit ritme speelt hij exact een minuut voordat hij begint te zingen: Freedom, Freedom, Freedom, Freedom, Freedom, Freedom, Freedom, Freedom…  Acht keer Freedom, gevolgd door citaten uit African-American traditionals die ontstonden op slavenplantages waar ontworteling en verbondenheid levens tekenden.

Aan dit nummer moest ik denken toen ik achter mijn laptop ging zitten om deze laudatio te schrijven. Ik had dit optreden al tientallen keren gezien, maar keek en luisterde het nogmaals op youtube.

Net als in dit nummer staan vrijheid, onvrijheid en sociale verbondenheid centraal in het prachtige proefschrift van Shahin Nasiri dat vandaag één van de Erasmus dissertatieprijzen wint. Shahin analyseert en verbindt deze thema’s op virtuose en meeslepende wijze, zowel op basis van uiteenlopende filosofische theorieën als aan de hand van een fenomenologische analyse van de geleefde ervaringen van vluchtelingen die hij in 2018 interviewde in Griekenland.

De jury was unaniem in haar oordeel dat dit een zeer origineel en belangrijk wetenschappelijk werk is dat op alle vlakken overtuigt. De combinatie van (abstract) conceptueel-filosofische analyse en (concreet) kwalitatief-empirisch onderzoek werkt uitstekend, omdat de citaten van de gesprekspartners niet gereduceerd worden tot illustraties van concepten, maar ook in zichzelf conceptualiserend zijn voor de argumentatie. Daarmee wordt ook recht gedaan aan de unieke positionaliteit die de vluchtelingen zelf hebben in relatie tot het concept vrijheid die in filosofische werken niet zó helder naar voren komen.

De jury vond het ook indrukwekkend hoe Shahin het gedachtegoed van Hanna Arendt kritisch maar respectvol analyseert en denkers zoals Olympe de Gouges en Frederick Douglass weet te integreren in het conceptualiseren van het begrip vrijheid. De reflecties op het begrip vrijheid in relatie tot pre-flight, flight en post-flight condities zijn bijzonder inzichtvol. Dat geldt ook voor de kritische beschouwing op het humanitaristische denkkader waarbij de rol van de natiestaat en burgerschap op inzichtelijke wijze wordt geproblematiseerd.  

Vriendschap neemt een bijzonder originele plaats in in dit proefschrift. De overgang van vijandigheid en conditionele acceptatie naar gelijkwaardigheid en wederkerigheid in de vorm van vriendschap is daarbij een verworvenheid van de vluchteling die nauw verbonden is met het streven naar autonomie, naar relationele autonomie. De vluchteling is in dit proces geen passieve figuur die wacht op humanitaire hulp om hem te verlossen van zijn onvrijheid, maar iemand die actief vrijheid nastreeft. Zoals Shahin schrijft: Refugees are freedom seekers in the first place. Ze wijzen hun staat van onvrijheid af en verlaten huis en haard op zoek naar vrijheid. Men kan zich nauwelijks een actievere vorm van verzet en autonomie voorstellen.

Nog al te vaak worden vluchtelingen als passieve figuren gezien en benaderd. Dat komt niet in de laatste plaats door de post-flight condities zoals die in Ter Apel waar vluchtelingen veroordeeld worden tot een afwachtend bestaan waarin vernedering aan de orde van de dag is en autonomie verre van vanzelfsprekend is. Het mooie aan het werk van Shahin is dat het verheldert hoe ook onder omstandigheden die gekenmerkt worden door institutionele onvrijheid relationele autonomie kan ontstaan. Niet als een geluk bij een ongeluk, maar als een uitkomst van een proces waarin de vluchteling acteert, zich verzet tegen verlatenheid en verwaarlozing in het streven naar vrijheid.   

In hetzelfde jaar dat Woodstock plaatsvond schreven Kris Kristofferson en Fred Foster het nummer Me and Bobby McGee, dat een jaar later wereldberoemd werd toen Janis Joplin het zong. Een van de meest iconische zinnen in dat nummer is ‘Freedom is just another word for nothing left to lose.’ Ik denk niet dat de prijswinnaar en zijn gesprekspartners het eens zullen zijn met deze stelling. Vluchtelingen hebben hun thuis, sociale banden, burgerschap en bescherming verloren. De ultieme staat van onvrijheid, zo betoogt ook Hannah Arendt. Op basis van dit proefschrift zou de zin in Me and Bobby McGee beter moeten luiden: ‘Freedom is just another word for having things to lose.”